Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Pionieren in Afrika

Een e-mailcafé in de Sahel, een peperplantage in Malawi? Wat zoekt een Nederlandse ondernemer überhaupt in Afrika? De ontwikkelingswerker van weleer heeft plaats gemaakt voor de zakenman die niet bang is om te pionieren. “Je kunt hier nog ouderwets ondernemen.”

Afrika, het vergeten continent. Goed voor slechts 4 procent van de wereldwijde investeringen en 2 procent van de export. Toch mogen we de vijftig landen in dit werelddeel niet over een kam scheren. Tegenover Zambia en Tanzania, waar de levensstandaard al jaren daalt, staan tijgers-in-de-dop als Botswana en natuurlijk Zuid-Afrika.
Trade, not aid. Het ontwikkelen van Afrika is niet langer de taak van priesters, artsen en ontwikkelingswerkers, maar van talentvolle ondernemers. In Nederland heeft minister Herfkens van Ontwikkelingssamenwerking er zelfs een speerpunt van gemaakt. Als het aan haar ligt, gaat het Nederlandse mkb daarbij een belangrijke rol spelen, liefst in de vorm van bilaterale samenwerking met Afrikaanse partners. Hun kapitaal, maar vooral ook technische kennis en marketingtechnieken, moeten het zuiden een broodnodige economische impuls geven.
Een kleine, maar groeiende groep Nederlandse ondernemers ontdekt Afrika als een prikkelende nieuwe markt. Een aantal, zoals Sander Donker van peperbedrijf Cheetah, opereert in het segment waar Afrika traditioneel sterk in is: de landbouw en agro-industrie. Een kleine groep, waaronder de ict-bedrijven Inter-Kennis van Wim Wijting en Explainer DC, zoekt zijn markt juist in een sector die hier nog in opkomst is: de dienstverlening. Maar het gros heeft niet zozeer een sector gemeen, als wel een locatie. Want de grootste groep Nederlanders, zo'n zestigduizend, vinden we in Zuid-Afrika.

Boomtown Johannesburg
Ziek worden ze van al die negatieve verhalen over Johannesburg. Laatst weer zo'n onzinstuk in een Nederlands opinieblad. Kan Jan-Willem van Rijen, general manager van de Nederlandse Kamer van Koophandel voor Zuid-Afrika (Sanec), zich weer verdedigen wanneer hij in ons land Zuid-Afrika moet verkopen of een Nederlandse handelsmissie ontvangt. De Nederlandse gemeenschap heeft de betreffende correspondent dan ook pittig aangesproken.
Natuurlijk, beaamt hij, is het er niet allemaal rozengeur. Overvallen en moorden gebeuren, en downtown en townships kun je maar beter mijden. Maar in sommige wijken van New York of Londen kun je beter ook niet komen. Bovendien, als Zuid-Afrika zo gevaarlijk zou zijn, wat doen die 60.000 Nederlanders en 65 Nederlandse bedrijven dan in het land? “Kijk om je heen,” gebaart Van Rijen in Sandton, het kloppende zakenhart van Johannesburg. “Het bedrijfsleven floreert. Hoor, er wordt volop gedrild en geheid.” Ook zoeven er rijen limo's en 4×4's voorbij. “Johannesburg heeft de grootste BMW-dichtheid ter wereld. Hier wordt 60 procent van het bruto nationaal product verdiend. Zuid-Afrika biedt volop kansen, juist nu. Maar het Nederlandse bedrijfsleven blijft liever plakken in Europa. Vooral mkb'ers weten niet wat ze in dit land laten liggen.”

Jonge zakenkeffertjes
Zuid-Afrika en Nederland. Familie haast sinds Jan van Riebeeck er in 1652 een VOC-post stichtte. Na de Tweede Wereldoorlog streken er nog de nodige landgenoten neer en inwoners van het voormalige Nederlands-Indië, maar daarna werd het stil. De apartheid gooide definitief de deur dicht; Nederlandse bedrijven behoorden zelfs tot de eerste die het land de rug toekeerden. Duitse, Engelse en Amerikaanse ondernemingen namen de boycot niet zo nauw, vertelt Van Rijen, en dat geeft hen ook vandaag nog een flinke voorsprong. “We moeten weer helemaal opnieuw beginnen. Staan tiende op de ranglijst van buitenlandse investeerders. Voor sentimenten en eeuwenoude banden, daarvoor is in het nieuwe Zuid-Afrika geen plaats.”

De enigen die weemoedig terugkijken zijn Afrikaners en de oudere zakenmensen die al wat langer in het land rondlopen. Heel anders dan de nieuwe generatie Nederlandse ondernemers die er een bedrijf begint. Jonge zakenkeffertjes zijn het, tussen de vijfentwintig en veertig, en volgens de oude garde doen ze alles verkeerd. “Vergeet niet,” lacht Van Rijen, “die ouderen leven nog volgens de normen en waarden die ze in de jaren vijftig en zestig hebben meegekregen. Er bestaat in Johannesburg een flinke kloof tussen jonge en oudere ondernemers.”
Oudere ondernemers zul je dan ook niet tegenkomen in De Poort van Amsterdam, het pas geopende Hollandse eetcafé vlakbij Sandton. In die wijk is van alles te doen, maar een leuke kroeg, een gezellige huiskamer, ontbrak, vertelt initiator Ernst Spaans. De benodigde anderhalve ton kwam van elf jonge Nederlandse ondernemers, die daarmee grootaandeelhouder werden. “Huur en personeelskosten verkrijgen we uit de omzet. Wil je nog een biertje?”

Voorbeeldfunctie
Spaans is managing director van African Satellite, een telecommunicatiebedrijf voor dataverkeer per mobiele satelliet. Een uitkomst voor onder meer mijncorporaties, constructiebedrijven en ontwikkelingsorganisaties die ver van telecomvezels en gsm-masten opereren. “Ik lever aan klanten verspreid over het hele zuidelijke deel van het continent. Dan moet je in Johannesburg zitten, omdat al die grote bedrijven er hun hoofdkantoor hebben.”
Ernst Spaans is vijf jaar geleden in Zuid-Afrika neergestreken. “Het land is in transitie.” De regering doet er alles aan om vooral gekleurden aan het werk te helpen, en aldus eerdere ANC-beloften over prosperity for everyone na te komen. Een van de middelen daartoe is black empowerment, een maatregel die zegt dat het personeelsbestand van bedrijven een afspiegeling dient te zijn van de samenleving. 'Wit' personeel moet daarom even in de wachtkamer, en bijgevolg vertrekken hoogopgeleide blanken massaal naar het buitenland. Spaans: “Er dreigt een enorme braindrain. Want zwarte managers, receptionisten, secretaressen, juristen, geneeskundigen, ict'ers enzovoorts zijn er vanwege hun grote onderwijsachterstand niet.” Snel bijscholen is een oplossing. Of, wat het merendeel van de bedrijven doet, het aanstellen van een excuusneger in de directie. Want: buitenlandse bedrijven mogen alleen zakendoen met black-empowered partners, vertelt Van Rijen. “En gekleurde bedrijven zijn nog altijd op een hand te tellen. Bij hen staan buitenlanders dan ook in de rij.” Een vreselijke sta-in-de-weg dus dat black empowerment, zou je denken. Jerry Griep van Douwe Egberts Coffeesystems Global Network, dat Zuid-Afrika aan de liquid coffee moet krijgen, haalt echter de schouders op: “Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.”

Een van die heelmeesters is Bart Bender van Hospitality Professionals, dat zich onder meer richt op human resources management en trainingen op het gebied van serviceverbetering. Het bureau werkt met name voor vliegtuigmaatschappijen en horeca, want vooral daar is het dienstenniveau laag. “Instellingen beloven van alles wat ze niet kunnen waarmaken. Personeel is slordig en ongeïnteresseerd.” Vanwege het toenemende aantal toeristen hoogste tijd dat daar wat aan gebeurt, weet ook de regering. “Wij komen hen als het ware tegemoet.” Een van hun trainingslocaties bevindt zich in Alexandra, de beruchtste township van Johannesburg. Maar dat kan Rembrandt Beltman van Hospitality Professionals niet deren. Deze enige witkop in de wijk houdt stijf zijn stropdas om als hij naar zijn even smoezelige als Spartaanse kantoortje in het dorpshuis rijdt. Daar bevinden zich naast een dokterskliniek, bibliotheek, radiostation en partijkantoren ook de klaslokalen waar onder zijn hoede zesendertig achttien- tot twintigjarigen leren voor een baantje als ober, receptionist of balie- en restaurantmedewerker. “We hebben het trainingsprogramma opgezet in samenwerking met verschillende hotels, die zo op een makkelijke manier aan zeer gemotiveerd personeel kunnen komen. Want echt, ze willen echt, die kids.” Het project heeft een voorbeeldfunctie gekregen. En vergeet de spin offs voor de buurt niet. Zelf verdient Hospitality Professionals er niets aan. “Het geeft voldoening,” zegt Bender. “En natuurlijk, het is niet slecht vanuit pr-oogpunt.”

Bitterbal
Sandton Square. Een Las Vegas-piazza met fontein en speciaal deze week een openluchttentoonstelling van zo'n twintig Saabs. Eromheen een groot winkelcentrum en restaurants met keukens uit alle hoeken van de wereld.
's Avonds vult een luid gekwetter het plein. Etenstijd voor de zakenelite. Binnen aan de bar van het Holiday Inn zit Henny Schuurman van machinebouwer Gietart BV uit Hengelo. Want Zuid-Afrika is goed voor Nederlandse machinebouwers. Vijftig procent van de Hollandse export is machinegerelateerd. Schuurman: “Door die handelsboycot hebben ze hier jarenlang alles zelf moeten maken, maar de laatste jaren gaan veel van die bedrijven dicht. Omdat ze niet internationaal kunnen concurreren.” Zonde van al die kennis. Die loopt letterlijk op straat. “Als Nederlands bedrijf kun je hier zo een productie-unit beginnen. De arbeidskosten behoren tot de laagste ter wereld.” Maar eerst een Jack Daniels met cola.

In De Poort van Amsterdam neemt Harry Klompe een bitterbal. Hij werkt voor Nutricia, dat in Zuid-Afrika twee lokale fabrieken voor babyvoeding heeft overgenomen. De efficiency ervan is vijf keer lager dan in het geautomatiseerde Europa, maar het personeel en het machinepark worden opgepoetst. “Zo hopen we de output binnen een jaar te verdubbelen.” Nutricia gaat zich richten op de lokale zwarte bevolking. Sinds enkele maanden gaan er promotieteams met babyvoeding de townships in. “We willen daar krediet opbouwen als merk. Dingen teruggeven aan de community. Een Kindergarten helpen bouwen, speelgoed en meubilair doneren. Als mensen de verpakking terugbrengen, krijgen ze statiegeld.”

Tijd voor een glaasje. Ondernemen in Joburg is fun. Toch zijn er ook irritaties. De grootste is het aanvragen van vergunningen. Met name workpermits, zegt Jerry Griep. “Dat gaat allemaal zo traag en onwelwillend, alsof de regering buitenlandse nieuwkomers moedwillig wil dwarsbomen.” Zal best. Black empowerment aan de ene, werkloze blanke Afrikaners aan de andere kant: “Niet voor niets zijn witte Afrikaners de grootste verspreiders van al die negatieve verhalen over hun land. Uit zelfbehoud proberen ze buitenlanders buiten de deur te houden.” In de transport-, landbouw- en toerismesector is de regering welwillender tegen nieuwkomers. Daar zijn ze ook harder nodig. Andere succesmarkten? Privatisering van staatsbedrijven, daar liggen grote kansen, meent Van Rijen van Sanec. De haven- en transportsector, telecommunicatie, energie, milieu en de plaatselijke PTT. Spaans: “De infrastructuur van Zuid-Afrika is die van een eerstewereldland met een loontarief uit een derdewereldland. Je kunt hier nog ouderwets ondernemen. Zonder al te veel investeringen kun je onmiddellijk aan de bak.”

Weg dus met het afropessimisme. Ondernemers, waag de sprong. Voor bedrijfsruimte kunnen ze à 1500 gulden per maand terecht in een van de zeven units onder het dak van Sanec. “Wij zijn de enige KvK in het buitenland bij wie dat kan,” pocht Van Rijen. “Wij drijven niet op overheidssubsidies, maar willen onszelf bedruipen.”
Dan rent een Sanec-stagiaire de kroeg binnen. “Heb je het al gehoord, gisteravond laat hebben ze voor jullie hotel een Chinese handelsdelegatie gehyjacked. Al hun spullen weg.” Van Rijen haalt de schouders op. Hij heeft zich nog nooit onveilig gevoeld. Zodra dat wel het geval is, maakt hij dat hij wegkomt. “Ik ga thuis niet achter een metershoog hek wonen.” Klompe, na nog een bitterbal: “Weet je, dit is mijn vijfde land. Overal waar je naartoe gaat, hoor je alleen de gruwelverhalen. Je loopt in Zuid-Afrika misschien meer risico, maar de rewards zijn ook hoger. Als het hier allemaal zo makkelijk zou gaan, hadden ze ons heus niet nodig.”


E-business in Ghana

De inval kwam op een congres. Een mediabureau toonde een wereldkaart met hun vestigingen, en Afrika was één grote witte vlek. Daar gaan we naartoe, besloten ze bij het Explainer DC. De keus viel op Ghana. Een oom van ceo Ronnie Overgoor was er ooit missionaris, en door zijn verhalen veroverde Ghana voorgoed een plekje in zijn hart. Sinds kort heeft dit bureau voor consultancy, creatie en realisatie van e-businessconcepten er een dependance.
Natuurlijk, Explainer DC (75 medewerkers, omzet 10 miljoen gulden) is geen ict-pastoraat en evenmin blind voor economische motieven. Wat dat laatste betreft zitten ze in Ghana goed, want dat land is politiek stabiel en geldt als de poort tot West-Afrika. Tal van multinationals hebben er een hoofdkwartier.
Explainer DC is er vooralsnog de enige op e-commercegebied. Net op tijd, want het land loopt langzaam warm voor internet, meent consultant Anton-Jan Thijssen. Niet dat Ghana (acht maal zo groot als Nederland, achttien miljoen inwoners) ruim met digitale vezels en kabels is bedeeld, integendeel. Het internetgebruik thuis is met 3 procent laag en vooral geconcentreerd. Maar in de hoofdstad Accra duiken in sneltreinvaart internetcafés op. “De Ghanezen zijn eager to learn.” Nóg een teken aan de wand: “We hebben er al twee klanten, KLM West-Afrika en Kwatsons Impex, een importeur van levensmiddelen en elektronica.” En aan ict'ers in Accra geen gebrek. “Hun opleidingsniveau is verrassend hoog.” Ook de Amsterdamse Explainers zelf staan in de rij voor een retourtje Accra. “Maar dat is geen uitje, hoor.”

Het streven is een vestiging met tien man, louter Ghanezen. Uitbetaling in Amerikaanse dollars, maar naar West-Afrikaanse loonmaatstaven. Kunnen ze in de Ghanese vestiging dus mooi de vervelende klussen voor de witkoppen doen? “Onzin, dan waren we naar Bulgarije of India gegaan,” aldus Thijssen. “Onze activiteiten in Ghana moet je zien als ideëel ondernemerschap.” Dat past bij Explainer DC, waar ze geen HR-manager hebben maar een Director Mind & Moods, en aan helende ontstress-massages doen.
Mooi, maar geloven ze daar ook in Ghana in? Daar hebben ze toch een iets andere werkmentaliteit, beaamt ook Thijssen. “Een afspraak is niet altijd afspraak.” De komst van Explainer DC zal die mentaliteit niet in een keer veranderen. Toch zullen ze in Ghana wel snel moeten wennen aan Westerse businessadagia, anders is het einde ideële oefening en de stekker eruit. “We gaan niet alles accepteren wat in de Afrikaanse cultuur gebruikelijk is. Dan kun je beter een ontwikkelingsproject gaan sponsoren en er een minderheidsaandeel in nemen.”

Mailen in de Sahel

Het is er bloedheet, maar Senegal ligt dan ook aan de rand van de Sahel. Een arm land dat leeft van de schamele handel in vis en pinda's en de winning van fosfaat. Dat moet beter kunnen, meende Wim Wijting van het Rotterdamse Inter-Kennis, en begon er een e-mailcafé. Hij is ervan overtuigd dat hij met internet in Afrika op een goudmijntje zit.
In het dorp Toubacouta, zo'n honderd kilometer onder de hoofdstad Dakar, opent begin september 'Cybercafé Lynda'. De computers staan in een blauwgeverfd gebouwtje met een golfplaten dak. Geen café voor rugzaktoeristen, maar voor de lokale bevolking. “Veel Afrikanen zijn nomaden,” zegt Wijting. “Ze hebben connecties over de hele wereld. Via een neef in Amerika handelen ze in auto-onderdelen, via een broer in Zuid-Afrika in scheermesjes. Als ze kunnen e-mailen, vergroot dat hun handelskansen.”
Wijtings ogen glinsteren: “De boeren en kleine ondernemers zijn mijn ijkpunt. Als zij hun omzet zo weten te verhogen dat ze op termijn auto kunnen rijden, dan is mijn doel geslaagd.”

Het initiatief van Wijting ligt helemaal in de lijn van minister Herfkens. Het internetcafé is eigendom van een Senegalese ondernemer, met wie Inter-Kennis een joint venture sloot. Wijting zelf heeft – bewust – een minderheidsbelang. “Ik geloof niet in geld geven. Stel dat je gratis een fabriek bouwt en hij gaat stuk, wie voelt zich er dan nog verantwoordelijk voor? Het enige wat ik gratis exporteer, is kennis.”
Toubacouta is slechts een begin. Als het aan Wijting ligt, bouwt Inter-Kennis een keten van e-mailcafés op in Senegal en andere arme landen. En dat is geen sinecure. Senegal heeft nauwelijks de knowhow om een staaltje hightech internettechniek neer te zetten. Wijting bedacht een originele oplossing: “Ik bemiddel ict-specialisten voor Nederlandse bedrijven. In ruil daarvoor wil ik ze twee weken per jaar terug. Dan gaan ze naar Senegal, of een ander land, om daar een e-mailcafé in te richten.” De aanmeldingen van ict'ers stromen bij Wijting binnen. “Er zitten heel hoog opgeleide mensen bij, die dolgraag méér willen dan carrière maken tussen vier Hollandse kantoormuren.”
Toch zit de grootste bottleneck niet in Senegal, maar in Nederland, en deze heet 'beeldvorming over Afrika'. Ict-bedrijven bekeken hem met argusogen, twee voormalige businesspartners haakten af. “Zij snapten het niet. Ze vonden dat mensen daar toch eerst te eten moesten hebben. 'Wat hebben ze daar nou aan internet?'”

Pepers in Malawi

Sander Donker knarsetandt. Een ambtenaar wil een vergunningaanvraag pas 'begrijpen' na betaling van 100 dollar. “Ik ga smeergeld betalen, voor het eerst in zes jaar. Anders ben ik vierhonderd dollar kwijt.”
Donker is ondernemer in Malawi, een arm land in Oost-Afrika. Hoge inflatie, slechte wegen en wijdverspreide HIV konden hem er niet van weerhouden daar een handel in pepers te beginnen, Cheetah Limited. Hij introduceerde de zoete peper waar hij kleurstof van maakt in Malawi. Nu heeft Cheetah veertig duizend boeren onder contract die op hun postzegeltje grond pepers verbouwen. Jaaromzet: ongeveer vier miljoen dollar.
Even buiten de hoofdstad Lilongwe houdt Donker kantoor aan de provinciale weg naar Zambia. Volgende week komen de eerste peperoogsten binnen. Bij Cheetah gaan ze onder de pers, waarna ze in balen vertrekken naar de kleurstofindustrie in Amerika en Europa. Tot ze uiteindelijk bij ons in de salami, ketchup en barbecuesaus op tafel staan.
Kalm somt Donker zes jaren vol successen én tegenslagen op. Zoals de hardleersheid van de boeren. “Ze blijven het doen zoals hun vader het deed. We kunnen tien keer vertellen dat ze pepers met een machine moeten drogen in plaats van in de zon, het helpt niet. Een machine betekent investeren in de toekomst. Dat gebeurt hier maar mondjesmaat.” Dan relativeert hij. “Ik kan me daar ook wel iets bij voorstellen. Als je je vrienden en familie om de paar weken bij een begrafenis ziet, dan kijk je geen drie jaar verder.”
Nog een tegenvaller: de betrouwbaarheid van de boeren. Vorige jaar kaapten gewiekste side traders uit Zuid-Afrika de oogst voor Cheetahs neus weg. Zo kon Donker slechts 40 procent van de gecontracteerde oogst innen. Volgende hindernis: de export naar de Europese Unie. Formeel mag Cheetah de balen peper zonder beperkingen binnenvoeren, maar de praktijk is anders. Vooral Spanje ligt dwars: “'Afrika? Daar komt niets goeds vandaan'. Vervolgens ben ik weer uren bezig om ze ervan te overtuigen dat mijn product wél deugt.”
Toch peinst Donker er niet over op te geven. Hij kwam niet uit altruïsme, noch om snel rijk te worden. Het is de kans om from scratch te ondernemen die Afrika-ondernemers als Donker drijft. “Nederland, Europa is al zó ver ontwikkeld op agrarisch gebied, daar kan ik niets nieuws meer aan toevoegen. Pionieren, zoals ik nu doe, kan alleen nog maar in Afrika.”

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Nederland en Afrika

In vijf jaar tijd nam onze export naar Afrika met 38 procent toe tot 7857 miljoen gulden (2000). Onze import groeide nog harder tot 9822 miljoen gulden in 2000, 51 procent méér dan vijf jaar geleden. Nederland importeert echter meer uit Noorwegen dan uit heel Afrika en exporteert bijna net zoveel naar Denemarken als naar dit hele continent.
Nederland is in zwart Afrika inmiddels de vierde investeerder. Maar per saldo gaat er méér geld van Afrikaanse dochters naar Nederlandse moeders dan omgekeerd. Zo groeiden de Nederlandse investeringen in Zuid-Afrika in tien jaar tijd van 117 naar 399 miljoen gulden. Vorig jaar hielden de Nederlandse moederbedrijven daar bijna 270 miljoen aan over.
Hoeveel Nederlanders er in Afrika ondernemen, weet niemand. Wat ze er precies doen evenmin. Wel dat de meesten actief zijn in de landbouwsector, gevolgd door voedingsmiddelen en consumentenproducten. In Oost-Afrika kweken Nederlandse telers een deel van onze rozen en chrysanten op en verbouwen er groenten en zaden. Rond het Victoriameer bevinden zich Nederlandse viskwekerijen en langs de westkust vissen we er flink op los. Heineken is Afrika's tweede bierbrouwer, Unilever is nagenoeg overal present, Shell zit niet alleen in Nigeria, en Coberco-zuivel doet het goed in West-Afrika. Vermeldenswaard is ook het Nederlandse bouwbedrijf Interbeton, dat een vliegveld bouwde in Zimbabwe, een ziekenhuis in Ghana en een haven in Nigeria.
Langzaam zien Nederlanders ook markt in het toerisme. KLM natuurlijk, dat een belang heeft in Kenia Airways en kantoor houdt in zestien Afrikaanse landen, maar bijvoorbeeld ook dat Nederlandse echtpaar dat in Malawi een luxe holiday resort runt. Een handjevol ondernemers werpt zich op de ict-sector, die in Afrika fors in opkomst is. Opvallend afwezig is de zakelijke dienstverlening. De Rabobank heeft er één vestiging, ING vier, ABN Amro zes (maar die staan in de etalage).
Investeren in een ontwikkelingsland is vaak riskanter dan elders. Banken staan daarom aarzelend tegenover potentiële leners. Lenen in het ontwikkelingsland zelf is vaak geen optie vanwege de hoge rente en inflatie. Voor ondernemers die tussen wal en schip dreigen te vallen, bestaat de Nederlandse Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO). Deze bank heeft momenteel voor 1,3 miljard financieringen uitstaan in 71 landen. Naast het FMO verstrekken ook het ministerie van Buitenlandse Zaken, Senter International en de Europese Unie subsidies en 'softe' leningen. Voorwaarde is, net als bij de FMO, dat de investering de economische ontwikkeling in het ontwikkelingsland ten goede komt.


Bron: Ministerie van Economische Zaken (EVD), Netherlands African Business Council (N.A.B.C.), CBS en De Nederlandsche Bank