Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Fuel: Wie wil er nog naar de beurs?

BEURSGANG -  TMC was het eerste bedrijf aan de Alternext Amsterdam. Het bedrijf is tevreden, maar het enthousiasme onder ondernemers voor de beurs is nog niet groot.

Behalve advies & detacheringsbureau TMC (The Member Company) is een jaar na de start alleen handelshuis Reesink aan Alternext genoteerd. Ondanks de matige populariteit van de beurs voor het midden en kleinbedrijf, is Luuk Jeuken medeoprichter en chief commercial officer bij TMC, tevreden over de beursgang. “Het heeft gezorgd voor een meer professionele organisatie. Onze processen zijn zwaar gecontroleerd, dat is goed voor de transparantie en betrouwbaarheid.” Ook ging de beursgang gepaard met de nodige publiciteit, wat TMC een grotere naamsbekendheid bezorgde. Tenslotte heeft de onderneming er voldoende geld mee opgehaald om de overname van adviesbureau Adapté mee te bekostigen. TMC – dat hoog opgeleide techneuten en ict’ers op projectbasis detacheert bij organisaties als TNO, Philips en ASML – koos bijna twee jaar geleden voor een beursgang vanwege de snelle groei van het bedrijf. Jeuken: “Eind 2004 werkten hier 42 mensen, in 2006 waren dat er 196. Om nog verder door te groeien hadden we geld nodig.” De verschillende mogelijkheden: private equity, een lening of een beursgang werden overwogen. De laatste mogelijkheid bleek het best te passen bij TMC. “We hebben een nogal ondernemend karakter.” Tegelijkertijd werden in Amsterdam de voorbereidingen voor Alternext getroffen. De beurs, vergelijkbaar met AIM in London en al een paar jaar succesvol in Brussel en Parijs, zou toegankelijk worden voor bedrijven met een waarde tussen de tien en honderd miljoen euro. Bij grote broer Euronext mogen bedrijven zich noteren vanaf een waarde van minimaal honderd miljoen euro. Jeuken: “Voor Euronext waren we te klein. Wij keken vooral naar buitenlandse beurzen toen we hoorden over Alternext. Het idee van een platform op de beurs voor het Nederlandse MKB juichten we toe.”

 

Prospectus

Bedrijven die de Alternext op willen, hoeven niet te voldoen aan de strenge IFRS-boekhoudregels en de code Tabaksblatt. Maar TMC koos vrijwillig om zich hier wel aan te onderwerpen, volgens Jeuken omdat dit de transparantie en kwaliteit van de organisatie ten goede kwam. “Voor potentiële investeerders kan dat een reden zijn om mee te doen.” Het zorgde voor een zeer intensief traject: een peloton advocaten en accountants nam de boel bij TMC flink onder handen. Het schrijven van de prospectus – door Jeuken omschreven als een zeer uitgebreid businessplan – kostte het management zes maanden. “Het betekende een half jaar keihard werken. In de week dat we naar de beurs gingen, werd ik vader. Dat was geen superhandige planning,” lacht hij achteraf. November 2006 was de notering van TMC een feit. Om al te grote inmenging van aandeelhouders te voorkomen, hield het management tachtig procent van de aandelen in eigen handen. Ze brachten een half miljoen aandelen uit in de hoop tien miljoen euro op te halen. Maar de verkoop van aandelen bleek slechts 5,7 miljoen op te brengen. Een onderhandse plaatsing leverde nog vier miljoen, op waardoor het gewenste bedrag toch bijna werd gehaald. De beursgang vereiste wel een investering van ongeveer een miljoen euro. “Voor de lange termijn vinden we het de investering waard, we kunnen door de beursgang de komende jaren meerdere acquisities doen.” Omdat TMC een pionier was op Alternext, kregen ze veel mediabelangstelling. Maar daar moesten ze ineens anders mee omgaan. “We waren altijd heel open over onze winst en omzetcijfers, maar als beursgenoteerd bedrijf kun je in de media niet zomaar meer alles zeggen over je groeiverwachtingen.”

 

Scepsis

Jeuken had niet verwacht dat Alternext in Nederland na een jaar slechts twee noteringen zou kennen. De Franse variant kende binnen een jaar 39 noteringen. Hij wijt de langzame start in Amsterdam aan de scepsis waar nieuwe initiatieven in Nederland vaak mee worden bekeken: onbekend maakt onbemind. “Daarnaast is het bijvoorbeeld in Frankrijk fiscaal aantrekkelijker om te beleggen in kleinere organisaties, eventueel verlies krijgt de belegger daar gecompenseerd.” Ondersteuning van de overheid had zeker geholpen, meent ook Aad de Winter, directeur noteringen van Euronext. “Dat had de drempel verlaagd en organisaties net dat extra duwtje gegeven om zich aan Alternext te noteren.” Net als Jeuken had ook De Winter verwacht dat Alternext ondertussen populairder zou zijn bij bedrijven. Gerekend werd op vijf tot tien noteringen binnen een jaar. “Het gaat langzamer dan we dachten, blijkbaar moet de belangstelling voor dit nieuwe fenomeen in Nederland nog groeien. Wel is een aantal partijen zich aan het klaarmaken voor een beursgang aan Alternext, ik verwacht dat er in het voorjaar van 2008 een aantal nieuwe bij komen.” De twijfel bij een aantal bedrijven heeft verschillende redenen. Sommige organisaties willen zich vooral internationaal profileren en geven daarom de voorkeur aan een buitenlandse beurs, maar ook onzekerheid speelt een rol. “Als beursgenoteerd bedrijf ben je overgeleverd aan de emotie van de beurs. Als een vliegtuig het WTC in New York doorboort, is je bedrijfswaarde ineens gehalveerd,” zegt Siete Hamminga, directeur van Waleli, een ontwikkelaar op het gebied van draadloze producten en diensten.  Toch stelde hij zich vorig jaar ten doel om in 2009 beursklaar te zijn. “Voor een beursgang moet je aan een aantal spelregels voldoen, een transparante boekhouding en het in orde maken van interne processen. Dat vind ik goed voor de organisatie.” Daarnaast zou een beursgang voor Hamminga het sluitstuk zijn van het financiële stappenplan dat hij in 2002 opstelde. “Ik ben begonnen als eenmanszaak met een lening, vervolgens hebben informal investors tussen de één en twee miljoen euro in Waleli geïnvesteerd. Nu kom ik voor een financieringsronde van tussen de vijf en tien miljoen euro terecht bij venture capitalists. Daarna komt de beurs in zicht.” Maar of Waleli in 2009 ook daadwerkelijk de beurs opgaat, weet Hamminga niet. Ook de keuze voor een beurs heeft hij nog niet gemaakt. “Al moet ik zeggen dat ik Alternext wel een heel interessant initiatief vindt, het is makkelijk en laagdrempelig.” Dat is ook het credo van Aad de Winter van Euronext: “Ik zeg altijd tegen bedrijven: de beurs is dichterbij dan u denkt.” (MvB)

‘Betere service in londen’

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

De grootste concurrent van de Alternext is de Londense Alternative Investments Market (AIM). De AIM telt bijna 1.700 noteringen, waaronder Nederlnadse als woonbemiddelaar DirectWonen en mediabedrijf 2waytraffic. Waarom? “In Londen gaat meer geld om en is de dienstverlening beter”, stelt directeur Richard Westerhuis van DirectWonen. “De regels voor financiële verslaggeving zijn minder streng en de beurs is volwassener”, voegt een woordvoerder van 2waytraffic daar aan toe.