Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Hoe ik McDonald’s uitdaag

Karen Brink (28) wil met haar ecologische fastfoodketen Danku een nieuwe snacktrend inzetten. De dochter van Nina Brink opent in januari haar tweede vestiging, in New York, het mekka van de fastfood. Vanuit het Danku-hoofdkantoor, een villa in Amsterdam Zuid, gaat ze de wereld veroveren.

‘Ons eten is voor minstens tachtig procent biologisch. Belangrijk onderdeel van het menu is de kroket: een makkelijk product, waarvoor je 101 vullingen kunt bedenken. Je kunt hem dus aan elke markt aanpassen. Voor Amerikanen zijn kroketten een onbekend concept. Wij brengen zeven verschillende soorten biologische kroketten, sommige met een Indisch tintje. Ons aanbod varieert per locatie, maar de basis blijft hetzelfde. In onze Antwerpse vestiging staat bijvoorbeeld een vis-spinaziekroket op de menukaart; die zag onze New Yorkse manager niet zitten. We hebben daar weer een kroket met artisjokken-spinazievulling en een macaroni-cheesekroket, gebaseerd op het gerecht dat alle Amerikaanse kids eten.

 

Ik kwam op het idee voor ecologische fastfood toen ik samen met vrienden, Filip en Bruno van Hoeck, op pad was en we snel iets wilden eten. In de wijde omtrek was alleen een McDonald’s te bekennen. Wat zou het leuk zijn als je kunt snacken en na afloop het gevoel kunt hebben dat je niet alleen lekker hebt gegeten, maar ook gezond, bedachten we. Toen we ons erin gingen verdiepen, bleken er overal ter wereld kroketachtige gerechten te bestaan, maar de meeste nooit vercommercialiseerd. Omdat Bruno een achtergrond in de horeca heeft, wisten we een beetje hoe we het moesten aanpakken. We haalden er een kok bij, proefden gerechten en hielden testrondes onder vrienden. Dat was ontzettend leuk, maar ook frustrerend. De smaken van mensen zijn zo verschillend, dat het heel lastig is om de succesnummers eruit te halen. Wat wél onmiddellijk duidelijk was, was dat het basisidee veel enthousiasme losmaakte.

  

Mijn moeder heeft niets geïnvesteerd, ik financier Danku met geld dat ik heb verdiend in de kunsthandel en met mijn voormalige webhostingbedrijf Ladot. De rolverdeling groeide vanzelf: Filip is ceo en doet de dagelijkse leiding, Bruno is verantwoordelijk voor de gerechten en ik bewaak onze brand identity. Ik ben degene die de locaties scout en de conceptontwikkeling, branding en marketing doet. Ik volg heel erg mijn hart en mijn gevoel, Filip is meer van de feitjes.

 

We besloten om vanuit New York te beginnen. Dat is toch de bakermat van fastfood. If you can make it here, you can make it anywhere. Er zijn overal biologische broodjeszaken en biologische snackbars, maar niemand gaat zover als wij. Toen we begonnen waren wij de enigen in deze niche, vooral omdat we een totaalconcept doen. We gebruiken niet alleen biologische producten, maar ook duurzame verpakkingen en energiebesparende machines. Voor onze Amerikaanse vestiging hanteren we de Europese normen wat betreft energieverbruik. En een deel van onze winst gaat naar goede doelen, zoals een stichting voor women empowerment in Zuid-Afrika. Op een liefdadigheidsevenement van Kids Rights hebben we een tulpenras gekocht. Die tulpen gaan we verkopen in onze restaurants en de opbrengst aan een goed doel geven. Het zijn kleine dingen, maar daarmee geef je iets terug aan de maatschappij.

 

Onze prijs ligt daardoor iets hoger dan normaal, maar Danku blijft betaalbaar. Een menu kost rond de tien dollar en daarmee prijzen we onszelf echt niet uit de markt. Dat moet ook niet, want van snacks wil je uiteindelijk wel grote hoeveelheden verkopen. We richten ons op de massa. Voorlopig zitten we alleen op triple A-locaties om snel bekend te worden. Nee, ik weet niet hoeveel mensen we in dienst hebben en hoeveel omzet we willen gaan maken, daar houd ik me niet mee bezig. Dit is de proefperiode, we blijven kijken of en wat we moeten aanpassen. In de horeca moet je je trouwens altijd blijven vernieuwen, ook als je succes hebt. Voor wat betreft de verdere ontwikkeling gebruiken we de paraplustrategie. Als we in New York succes hebben, openen we eerst vestigingen in de buurt, zodat we relatief minder kosten hebben.

 

Om het merk goed neer te zetten, hebben we een grote emotional branding agency in de arm genomen. Ik vond het belangrijk om mijn Nederlandse achtergrond te laten zien, iets van de traditie waar ik uit kom. Het ruitmotief in onze vormgeving verwijst naar de wieken van een molen, futuristisch uitgevoerd. Maar je kunt het ook uitleggen als een batik motief, en daarmee verwijst het naar Indonesië, waar mijn grootmoeder geboren is. Onze vormgeving moet duidelijk maken dat Danku een internationaal concept is, én verantwoord. Kijk, alles hier in het kantoor is van gerecycled hout – de wandbetimmering, de tafels. Ook het batik-motief komt overal terug. In onze inrichting, maar ook in de verpakking van de snacks. Ik hoop dat het concept gaat werken. Stel je voor, straks wordt Danku the next hot thing, net zoiets als Starbucks.

 

In november was de soft-launch van de New Yorkse vestiging. Dat betekende dat alles af moest zijn, en de keuken helemaal op orde. Eerst proefden groepen medewerkers om de beurt het eten, daarna kwamen uiteindelijk ook een aantal persproeverijen. Dat was spannend. De reacties waren heel enthousiast; het design en het eten sloegen aan. Op een gegeven moment zag ik mensen geïnteresseerd naar binnen kijken en samen het menu bespreken. Dat was echt zo’n gestolen moment. In januari was het officiële openingsfeest voor de pers. Eigenlijk hadden we eind vorig jaar al open willen gaan, maar de vergunning was er niet op tijd. Dat is heel frustrerend. Jij bent klaar om  te gaan, alles is geregeld en dan moet je ineens maanden wachten. Dat is gewoon overmacht. Maar goed, als je blijft pushen, lukt het wel.

 

Als we het even niet weten, vragen we advies aan mijn moeder of haar man, Pieter Storms. Omdat we nog jong zijn, omringen we ons graag met ervaring. Mijn moeders belangrijkste advies is altijd geweest: als je iets wilt, moet je er honderd procent voor gaan. That’s the only thing you can do. En als je idee wordt geaccepteerd door de markt, ga je een stap verder. Tja, sorry dat ik zoveel Engelse woorden gebruik, maar met het opstarten van deze vestiging communiceerden we steeds in het Engels. Dan heb ik ook nog eens een Braziliaanse echtgenoot; ik praat voortdurend in andere talen.

 

Terugkijkend was de opstartfase het leukst. Ik weet nog hoe we er met de hele familie erover brainstormden, zo’n drieënhalf jaar geleden. Er was zóveel energie. Het was ook leuk om research te doen. In zo’n beginperiode ben ik op mijn best, omdat ik creatief ben. Aan de huisstijl en de brand identity heb ik echt iets kunnen bijdragen.

 

Nu het wat meer aankomt op de operationele zaken, heb ik een stap terug gedaan. Ik ben me de afgelopen maanden volledig gaan richten op mijn kunstgalerie, die ik hier boven het kantoor heb. Dat liep gewoon zo. Mijn hart ligt bij de kunst. Ik speelde al langer met de gedachte om een galerie te beginnen, en er kwam iemand op mijn pad met wie ik het aandurfde. Net als bij Danku gaat het daarbij om een avontuurlijke stap, een nieuwe markt. Met mijn galerie wil ik me gaan richten op kunstenaars uit emerging nations – India, China. Nee, ik vind het niet raar om twee heel verschillende bedrijven te combineren. Ik houd van uitdagingen, zeker als je daarmee ook nog eens je hart volgt. Zowel bij Danku als mijn galerie gaat het om nichemarkten, maar verder verschillen de producten als dag en nacht: kunst en snacks.

 

We hebben dit voorjaar gezegd dat we in drie jaar tijd honderd vestigingen zouden openen. Dat is het ideaal, maar totdat je hebt gezien hoe de markt reageert, is zo’n voorspelling eigenlijk een slag in de lucht. We moeten het afwachten. Intussen reizen mijn man en ik heel veel. Dat hoort bij het werk. Omdat ik niet gebonden ben aan een gezinsleven wil ik er ook zoveel mogelijk van genieten. We zijn nog heel erg vrij.

 

Filip, Bruno en ik spreken elkaar dagelijks. Ik heb een tijd met Filip in Amerika gezeten en met Bruno in Antwerpen. Verder is er gelukkig internet en skype. Natuurlijk hebben we ook meningsverschillen, aan de lopende band. Over de gerechten, over alles. En dat is goed, je moet veel verschillende meningen naast elkaar kunnen leggen, van betrokkenen en buitenstaanders. We zijn nu allemaal rusteloos. Het liefst zouden we nu ineens tien jaar verder zijn, dan wisten we of het gelukt was.’

 

Door Annette Wiesman