Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

‘Ook de banketbakker doet aan crowdsourcen’

Veel bedrijven willen iets met crowdsourcing, maar weten nog steeds niet goed wat. Crowdsource-ondernemers Robert van Meer (27) and Tim Meuleman (25) schreven er een boek over. "Het komt nu uit de Wilde Westen-periode."

Nu zullen bij sommigen de haren recht overeind gaan staan. Crowdsourcing, weer zo’n nieuwe modeterm in marketingland. Of: is crowdsourcen niet gewoon hetzelfde als het aloude luisteren naar de wensen van je klant en daar slim op inspelen? En: is het misschien alweer een fenomeen dat over zijn hoogtepunt heen is?

Die scepsis is niet terecht. Er zijn inmiddels veel goede voorbeelden van bedrijven die op succesvolle wijze deze nieuwe marketingvorm toepassen waar anderen van kunnen leren. Dat concluderen crowdsource-ondernemers Van Meer en Meuleman in hun gisteren verschenen boek De C2B revolutie. Van Meer: “De Wild West-periode is nu echt wel een beetje voorbij.”

Nieuwe marketingvorm

Eerst even een stapje terug. Wat is crowdsourcing ook alweer? De marketingvorm is ontstaan als gevolg van de opkomst van nieuwe media (online/Twitter/Facebook enz.). Die bieden directere manieren om in contact te treden met de klant, in tegenstelling tot de traditionele klantonderzoeken door grote marktonderzoeksbureaus. Meuleman: “Een traditioneel marktonderzoek betreft vaak een eindproduct. Als een bedrijf over een crowd beschikt, kan die eventuele fouten al in het stadium van een prototype ondervangen.”

Volgens hen kunnen bedrijven via crowdsourcing met klanten een dialoog aangaan in een pril stadium van productontwikkeling en vervolgens ook blijven. De auteurs wijzen op het voorbeeld van zuivelmaker Mona die iedere maand zijn consumenten een nieuw toetje van de maand laat bepalen. En Pepsico die een wedstrijd uitschreef voor de smaak van zijn nieuwe Lays-chips. Als nieuwe smaak is daar die van de Joppiesaus uitgekomen, een soort mayonaise die populair is in snackbars. Meuleman: “Het idee dat je tien mensen op een rij zet en ze uit drie smaken laat kiezen is achterhaald, het proces nu veel meer bottom-up.”

Rita Verdonk

Bedrijven zijn er de afgelopen jaren mee gaan experimenteren, maar doen dan niet altijd op een even handige manier. Zo noemen de ondernemers het voorbeeld van Rita Verdonk. Zij lanceerde in 2008 een soort crowdsource-initiatief. Verdonk riep ‘Nederland’ op haar verkiezingsprogramma samen te stellen. Meuleman: “Ze heeft vervolgens twintig mensen moeten aannemen om alle schreeuwers van de site te halen.”

De grootste valkuil waar ondernemers intrappen, is volgens de ondernemers een gebrek aan planning en sturing. Zomaar via Twitter, Facebook of een website een serie vragen het digitale universum inslingeren levert vaak niet veel op. Van Meer: “Je krijgt wel allerlei interessante antwoorden, maar die hebben uiteindelijk niet zo veel te maken met de problemen waar je een oplossing voor zoekt.”

Wat zijn de auteurs? Robert van Meer en Tim Meuleman kennen elkaar via hun masteropleiding marketing aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Vorig jaar zijn ze gestart met C2B Consultancy, een adviesbureau op het gebied van crowdsourcing, en hebben al verschillende opdrachten voor grote bedrijven gedaan, zoals Heineken, De Alliantie en Gemeente Amsterdam. Voor hun boek hebben ze onderzoekers aan universiteiten in Nederland gevraagd een bijdrage te leveren.

Dat kan voorkomen worden. Een bedrijf moet zich zichzelf vooraf een aantal strategische vragen stellen, is hun advies. Wat wil het met crowdsourcen bereiken? Wil het eenmalig weten wat volgens de klant een goed logo zou zijn of wil het op langere termijn met klanten de dialoog aangaan? “Voor alles bestaat online al wel een community. Als je eenmalig iets wilt, kun je daar makkelijk je opdracht uitzetten, dan moet je niet een eigen platform gaan optuigen.”

Ook moet een ondernemer ervan bewust zijn wat voor crowd hij voor zich heeft. Dat verschilt vaak sterk. De ene groep moet je actiever beheren dan de andere. Van Meer wijst op twee succesvoorbeelden die er allebei voor zorgen dat ze de crowd blijven motiveren. Zo is er het initiatief Boomerang Create Platform, een community van designers waaraan bedrijven ontwerpvragen kunnen stellen. Om te zorgen dat die ontwerpers antwoorden zorgt de website ervoor dat winnende ideeën ook genoemd worden. “Erkenning is voor deze doelgroep namelijk belangrijker dan geld.”

Tevens doet het Deense LEGO het goed. Dat beschikt over veel jonge fans en zet die handig in voor de marketing en productontwikkeling. Het bedrijf nodigt periodiek een aantal van die fans uit op het hoofdkantoor om te brainstormen. “Ze krijgen dan een soort Charlie and the Chocolate Factory-ervaring.” LEGO zorgt ervoor dat de fans zich in het eindproduct herkennen. Die gaan er vervolgens op hun weblogs en fansites weer reclame voor maken, omdat zij kunnen zeggen dat ze hebben meegebouwd aan de blokjes.

Offline crowd

Ook zouden bedrijven moeten denken aan alternatieven voor online crowdsourcen. Zo zijn er verschillende initiatieven waarbij bedrijven offline van consumenteninput gebruik kunnen maken. Zo noemen Van Meer en Meuleman de Club Van Delft  als voorbeeld, een crowdsourcenetwerk dat creatieve studenten bij bedrijven over de vloer laat komen voor innovatieprojecten. Ook onderzoeksbureau TNO is volgens de auteurs creatief bezig. “Ze hebben een portaal opgericht waarop medewerkers mee konden denken met de invulling van de nieuwe strategie.”

Het is niet alleen iets voor grote bedrijven, beweren ze. Ook op microniveau passen ondernemers crowsourcing toe. “Het is overal. Ook de bakker om de hoek is aan het crowdsourcen als hij vraagt of het puddingbroodje wel of niet uit het schap zou moeten.”

Lees ook: