Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Hoe een Nederlander in India excelleert

India toont al bijna tien jaar een economische groei die ver boven de vijf procent ligt. De opmars van het land had zoveel aantrekkingskracht op Rutger de Bruijn, dat hij een baan bij Roel Pieper afsloeg en in 2006 een eigen bedrijf in Bangalore opzette. "Ik ben hier met veel vallen en opstaan succesvol geworden."

Ophef in India deze week: door een achterlopende infrastructuur (slechte wegen, sporen en elektriciteitsbekabeling) groeide de nationale economie in de eerste drie maanden van dit jaar met ‘maar’ 5,3 procent. Dat was de laagste groei in 9 jaar tijd en dus kondigde de Indiase overheid maatregelen aan. “Het land kan zijn eigen groei gewoon niet bijbenen”, zegt De Bruijn. “Luchthavens die geopend worden, draaien na een aantal dagen al op 100 procent capaciteit. Om me heen zie ik wolkenkrabbers uit de grond gestampt worden, het aantal inwoners groeit pijlsnel, maar de overheid kan de groei niet bijhouden.”


De gigantische economische ontwikkeling was voor De Bruijn de reden om in 2006 naar India te verhuizen, nadat hij zijn opleiding aan Nyenrode had afgerond. “Het was nog niet eens crisis, maar ik vond Nederland maar een futloos land geworden. Ik verveelde me er, ondanks een afstudeeronderzoek bij Roel Pieper, die me daarna een mooie baan in het vooruitzicht stelde.” Met India was hij inmiddels al in aanraking gekomen. “Tijdens mijn afstudeerjaar was ik door professor Desiree van Gorp, als beste van de klas, geselecteerd om met haar in India een aantal ceo’s bij grote it-bedrijven te interviewen. Ook was ik er een keer in 2002 op vakantie geweest. Toen ik met de professor echter weer terugkeerde, herkende ik het land niet meer terug. Er was daar zoveel passie, energie en werklust, iets wat ik duidelijk miste in Nederland.”


Vizier op scherp stellen


Het was eerst even zoeken voor De Bruijn, wat hij nu precies in India wilde. “In de eerste drie maanden waren ik en een aantal investeerders aan het analyseren of het interessant kon zijn om in India een soort van TomTom op de markt te brengen. Maar dat bleek een dure en technisch ingewikkelde zaak, omdat Indiërs een heel andere manier van navigeren hanteren. Ze kunnen slecht kaart lezen, er ontbreken veel naamborden, en daarom vragen ze de weg liever aan de lokale buurtbewoners.” TomTom heeft daar zelf overigens nu iets handigs op bedacht, vertelt De Bruijn, namelijk dat Indiërs op basis van landmarks (bijvoorbeeld een park of tempel) een bestemming kunnen opgeven en vervolgens vrienden of familie kunnen bellen om zich naar de eindbestemming te laten begeleiden.


Uiteindelijk kwam de ondernemer met twee voor de hand liggende ideeën. Ten eerste startte hij in Bangalore een consultancybedrijf, dat de vertegenwoordiging, verkoop en de compliance regelt van Europese bedrijven die in India de markt op willen. Ten tweede besloot hij te experimenteren met het im- en exporteren van producten van en naar Europa, zoals koekjes, snacks en vanillebonen. “Het begeleiden van westerse bedrijven in India is van groot belang, omdat het land zo enorm onoverzichtelijk is. Als je wil profiteren van de economische groei en het grote aantal jonge hoogopgeleiden, moet je jezelf een weg banen door de wirwar aan religies, talen, diverse type kasten, normen en waarden en de grote mate aan corruptie. Wie zijn papierwerk ook maar een beetje niet op orde heeft, is een prooi voor functionarissen die je geld afhandig willen maken.”


Geen geld voor boxershorts


De Bruijn zegt zijn werkzaamheden nu tot in de perfectie uit te kunnen voeren, omdat hij zelf in India door schade en schande wijs is geworden. “Ik heb heel veel tegenslag gekend. Met mijn handelsbedrijf hanteerde ik bijvoorbeeld aanvankelijk te hoge prijzen, ik was verkeerd aangesloten op het distributienetwerk, ik werd een slachtoffer van corruptiepraktijken en zag beschimmelde producten binnenkomen in de haven. Een tijdje had ik niet eens het geld om fatsoenlijk eten te kopen en boxershorts te betalen.”


Uiteindelijk wist hij het tij te keren en bouwde hij een groot netwerk in India op, waar hij nu constant mee kan schakelen. Zijn bedrijf NexusNovus staat alleen al in contact met 1500 agenten en distributeurs in de brandbeveiligingsbranche. “Ik ken alle supermarkten en diens inkopers persoonlijk, en kan een groot netwerk aan kno-doctoren inschakelen.” Hoe hem dat gelukt is? “Door middel van een gigantische hoeveelheid doorzettingsvermogen in combinatie met veel jeugdige naïviteit. Ik ben gewoon heel veel gaan bellen, allerbei beurzen gaan bezoeken en heb afspraken gemaakt bij de kantoren van de grote plaatselijke ketens. Het scheelt daarbij dat ik goed Hindi en Engels kan spreken. Ook moet je laten blijken dat je de lokale markt kent, anders nemen ze je al snel niet meer serieus.”


Wijs geworden


Met zijn bedrijven ging het de afgelopen jaren hard, met als uitschieter 2011. Zo beschikt hij inmiddels over vestigingen in Bangalore, Mumbai en Breda en vijfentwintig man personeel, ongeveer gelijk verdeeld over zijn consultancy- en handelsbedrijf. Vooral de Europese maakindustrie klopt bij NexusNovus aan, zo zegt hij. “Ze zoeken naar een afzetmarkt buiten Europa, omdat ze vanwege de crisis daar nauwelijks groei kunnen realiseren.” Het zijn voornamelijk mkb-klanten die NexusNovus bedient, maar zijn bedrijf deed ook al zaken voor Tata, Danone, de MetaalUnie en Syntens. Aan het importeren van koekjes en snacks doet hij niet meer. “Het is een te dure business, waardoor je er te weinig marge op maakt. Intussen weet ik veel meer af van lokale producten. Zo exporteer ik met veel succes vanillebonen, onder meer aan Versteghe.”

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.


Corruptie is een grote tegenstander, maar voor een Nederlander is het misschien nog wel een grotere uitdaging om India te accepteren zoals het is. De Bruijn: “Het leven is er goedkoop, je kunt er veel geld verdienen, maar je moet je wel willen aanpassen. Ik ga hier bewust niet met Nederlandse expats om, omdat ze alleen maar klagen over het weer, de levensstijl en dat het in Nederland toch allemaal veel beter geregeld is. Dan ga ik liever met mijn Indiase vrouw en vrienden om.”