Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Hoe realiseer je een fabriek in Afrika?

Een nieuwe fabriek kan een boost geven aan de omzet, zo ondervond koffiebrander Simon Lévelt. De koffie die afkomstig is van een pas gebouwde faciliteit in Oeganda, is een bestseller. Hoe heeft het familiebedrijf alles georganiseerd? Mikkel Levelt aan het woord.

Hoe komt zo’n project van de grond?

“Door goed je oor te luister te leggen bij je inkoopafdeling. Zij hebben al jaren ervaring met het inkopen van koffie in Oeganda en signaleerden deze kans. Ze hebben eerst de koffiemonsters op verschillende manieren laten branden en op smaakkwaliteit beoordeeld, zodat ze konden inschatten of de lokale koffie ook echt potentie op de markt heeft. De directie heeft vervolgens dit project volledig ondersteund.”

Hoe financier je zo’n grote investering?

“Ongeveer 40 procent van de fabriek is betaald door onze lokale handelspartner, Kawacom. 60 procent is bekostigd door het Ministerie van Economische Zaken, via de subsidie van het zogenaamde Private Sector Investeringsprogramma.

De investering van Simon Lévelt bestond hoofdzakelijk uit managementbegeleiding van het project. De verantwoordelijke van onze inkoopafdeling, Paula Koelemij, heeft vier jaar lang heel veel uren besteed om aan de vereisten van het subsidieprogramma te voldoen. De Stichting Tierra Nova, een aan Simon Lévelt gelieerd fonds, heeft een trainingscentrum voor de lokale koffieboeren mede-gefinancierd.”

Oegandese koffie blijkt bestseller

De productiefaciliteit in Oeganda, die twee voetbalvelden groot is en achthonderdduizend euro kostte, verwerkt koffiebessen die door lokale boeren per ezel, brommer en/of vrachtwagen worden aangeleverd. De bessen worden van hun schillen ontdaan, gewassen, gedroogd in de zon en naar de hoofdstad Kampala gebracht voor export. Daarna wordt de koffie via Mombassa verscheept naar onze opslag in Antwerpen. “Wij kochten altijd al koffiebonen in uit Oeganda. Maar dankzij deze fabriek kunnen we nu een hoge kwaliteit Arabicakoffie inkopen en er een specialiteitenkoffie van branden”, zegt Mikkel Levelt.

Simon Lévelt is een koffiebranderij en theeleverancier met 41 winkels, waarvan vijf vestigingen in België. In 2007 had het bedrijf nog 29 vestigingen, met een omzet van 8,5 miljoen euro. Van de 24 soorten koffie die het bedrijf verkoopt, is de arabicakoffie uit Oeganda nu de best verkochte in de categorie ‘landenspecialiteiten’. Dat terwijl de fabriek in Sipi Falls pas vorig jaar mei voor het eerst kon oogsten. Levelt:  “Toen we de fabriek lieten bouwen, was het de bedoeling dat de koffie uit Oeganda die uit Kenya in ons assortiment zou vervangen. Die is namelijk wat te zuur naar de smaak van de consument. Het was het slechtst verkopende koffie die we hadden, dus we hebben een goede omzetting gedaan.”

Wat komt er kijken bij zo’n subsidieprogramma?

“Je moet van tevoren heel duidelijk maken wat je doel, je tijdslijn en je subdoelstellingen zijn, en wat voor begroting daar bij past. Die begroting moet je weer heel strikt in de gaten houden, gedurende het bouwtraject. Blijken de gemaakte tijdstabellen te kloppen? Blijkt de begroting nog steeds te kloppen? Als je ramingen voldoende blijken te kloppen, krijg je elke fase van het traject achteraf vergoed. Paula heeft vier jaar het project intensief begeleid en samen met een consultant wel iets van acht vuistdikke rapporten voor het ministerie gemaakt, waarin verslag wordt gedaan van de voortgang.”

Verder was het slechts afwachten totdat de fabriek klaar was?

“Niet helemaal. Waar Kawacom hoofdzakelijk het contact onderhield met alle bouwpartijen, hebben wij in de tussentijd een trainingstraject begeleid voor naar schatting 7000 lokale koffieboeren, die na de bouw hun bessen bij de fabriek konden gaan afleveren. Daarvoor hebben wij een trainer in Oeganda geïnstalleerd. Hij heeft de boeren klaar gestoomd, zodat zowel zij als de fabriek aan de vereiste productiecertificering voldoen. Maar ook deze inspanningen zijn gefinancierd door het Private Sector Investeringsprogramma.”

Veranderde er iets aan jullie logistiek, door de bouw van de fabriek?

“Nee, eigenlijk niet. Wij importeerden al koffie uit Oeganda. Onze rol in het transport van de koffie start vanaf de verscheping vanuit Mombassa naar onze opslag in Antwerpen. Kawacom verzorgt het logistieke traject van de boeren naar Kampala en van Kampala naar Mombassa. Eigenlijk zat voor ons het meeste werk in het ontwikkelen van de juiste brandwijze voor de koffie en de aanpassing van de wijze waarop de Oegandese koffie bij onze franchisenemers verkocht werd.”

Wat voor aanpassingen werden er dan van de winkelier gevergd?

“Zij moeten het verhaal achter de koffie leren kennen. Het gaat vooral om kennisoverdracht, over de smaakbeleving en over hoe de koffie het best gezet kan worden, uitgestald kan worden en tot zijn recht komt. Ook deze taak ligt bij onze inkoopafdeling. Twee tot drie keer per jaar krijgen de franchisenemer een cursusdag aangeboden. Daarnaast worden de ondernemers meegenomen op reis naar Oeganda, waar ze de fabriek van dichtbij kunnen bekijken en bij de koffieboeren op bezoek gaan.”

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Hoe laat je het de consument weten dat ze koffie uit een nieuwe fabriek krijgen?

“We hebben veel aan promotie gedaan. De eerste koffie is uit de silo getapt in aanwezigheid van de pers. Daar betrokken we natuurlijk ook de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken bij. Verder hebben we een speciale verpakking laten ontwikkelen, er in ons jaarlijkse magazine aandacht aan besteed, de koffie tot ‘koffie van de maand’ laten uitroepen, en in de winkels duidelijk borden met ‘NIEUW!:’ laten ophangen.”

Waarom laat je de consument niet weten dat 7000 Afrikaanse boeren dankzij deze fabriek werk hebben?

“Daar zijn wij bewust vrij bescheiden in. Duurzaam ondernemen is in veel gevallen een reclamekreet geworden in het bedrijfsleven. Er is nog veel te verbeteren in bedrijfsprocessen, denk aan energieverbruik, aan verpakkingsmateriaal, aan transport, et cetera.”