Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

8 vergeten ondernemershelden

Nederlanders zijn ondernemende figuren. Waar liggen de wortels van de Hollandse koopmansgeest? Sprout duikt in de geschiedenis en belicht acht ondernemershelden. 

 

Willem Kölling

Een immigrant uit Duitsland die als postbode aan de slag gaat in Dieren en kans ziet een fietsenimperium te bouwen. Dat is het verhaal van de man achter het fietsenmerk Gazelle. In 1892 stopt Willem Kölling als postbode en importeert een rijwiel uit Engeland omdat hij een van de eerste is die de potentie van de fiets inziet als vervoermiddel. In 1902 koopt de ondernemer met een partner een bedrijventerrein in Dieren en in datzelfde jaar rolt de eerste Gazelle van de band. Om een sterk bedrijf neer te zetten stichtte hij een eigen ziekenfonds en pensioenfonds. Dankzij slogans als ‘Piet Pelle op zijn Gazelle’ groeide het bedrijf uit tot wat het nu is: een van de grootste spelers op de markt. Innovaties van Gazelle zijn: de tandem uit 1935, direct een hit. Twee jaar later verscheen in samenwerking met Philips de eerste elektrische fiets, wat geen succes was. In 1964 kwam de vouwfiets op de markt. Tegenwoordig is Gazelle in handen van investeringsfonds Gilde Buy Out Partners. 

Frederic Baesjou

Iedereen kent Flipje uit Tiel. Dit is de succesvolle creatie van een reclamebureau dat in 1935 de bekendheid van jamfabriek ‘Maatschappij De Betuwe’ wilde vergroten. Frederic Baesjou is de grondlegger van de fabriek. Tijdens een van zijn zakenreizen naar Engeland maakte hij kennis met jam en besloot, eenmaal terug in Nederland, om dit zelf op kleine schaal te gaan produceren in zijn fabriek. De grondstof voor de jam is het vele fruit dat de Betuwe rijk is en tot dan toe alleen gebruikt werd voor export. Voordat Flipje werd geboren maakte Baesjou reclame door zijn jam op te sturen naar het Nederlandse en Zweedse hof. Dit zorgde ervoor dat de onderneming sinds 1888 het predicaat Koninklijke mag voeren. Nu is Flipje het gezicht op de jampotten van Hero, dat in Breda is gevestigd.

Theodoor Dobbelmann

Nijmeegse zeepfabrikant en vooraanstaand lid van de Tweede Kamer voor de katholieken. In 1854 komt in 1733 opgerichte zeepfabriek in handen van de Duitse familie Dobbelmann. Voor de bereiding van zeep werd potas gebruikt en de Middeleeuwse burcht het Valkhof vormde een goede bron. De handel in zeep bleek goede business omdat de vraag er naar toenam door het toenemende hygiënebesef. Ook werden nieuwe afzetgebieden in China en Nederlands-Indië gevonden. Bekende producten zijn Biotex en Dobbelmann waspoeder. Tegenwoordig wordt de zeep nog verkocht onder de vleugels van het concern Sara Lee

Familie Van Heek

Zij zijn de grondleggers van de Enschedesche textielindustrie. De wortels van dit familiebedrijf gaan terug tot 1780. In 1859 werd de naam van het textielimperium verandert in Van Heek & Co. Het doel was: ‘het fabriceren van katoenen of andere stoffen, het deelnemen in publieke of private handelsondernemingen en het drijven van koophandel in het algemeen.’ En met succes, want in 1910 was het een van de grootste industriële ondernemingen van Nederland, gemeten naar aantallen werknemers. Het bedrijf bezat spinnenrijen en weverijen. En voor de familieleden die hier niet konden werken werden andere bedrijven opgezet. Inmiddels is de textielindustrie in zijn geheel verdwenen uit Nederland. Het enige dat rest zijn de naar Engels voorbeeld gebouwde landhuizen die in Twente staan.

Albert Heijn

In 2011 overleden telg uit het bekende Zaanse Kruideniersgeslacht. Zijn grootvader Albert Heijn sr. was het die in 1887 de eerst kruidenierszaak onder de familienaam oprichtte. Heijn is het brein achter de invoering van het zelfbedieningsconcept in Nederland. Dit liep op den duur over op de introductie van de ‘moderne’ supermarkt zoals we deze nu nog steeds kennen. Dankzij de introductie van allerlei nieuwe producten maakt Nederland kennis met Marsrepen, snelkookrijst. Albert Heijn trad in 1949 in dienst en in 1958 kreeg hij de leiding over het bedrijf en bouwde samen met zijn broer Gerrit Jan Heijn, die tijdens een ontvoering in 1987 stierf, aan de verdere uitbouw van Ahold. In 1989 ging Albert Heijn met pensioen. De familie Heijn nam vanaf dit moment meer afstand van Ahold.

Anton Jurgens

Van margarine en waspoeder tot Unilever. De grootvader van Anton richtte in Oss de Stoomboterfabriek op in 1870. Het was de eerste fabriek in de wereld die ‘kunstboter’ op grote schaal produceerde. De kleinzoon zette de fabriek die margarine produceerde voort tot 1927 toen deze besloot samen te werken met concurrent Van den Berg en de productie naar Rotterdam verhuisde. De margarine werd geëxporteerd naar Engeland en werd pas later op de Nederlandse markt afgezet. Omdat veel landen de import van margarine verboden was Jurgens genoodzaakt om fabrieken over de landsgrenzen te openen, zo ook in Engeland waar het in een concurrentieslag verzeild raakt met Lever Brothers. Beide bedrijven gingen samen en vormden de basis voor het huidige Brits-Nederlandse voedingsmiddelenconcern Unilever.

Petrus Regout

Limburgse grootindustrieel die na de Belgische Opstand van 1830-1839 in Maastricht ondanks het economisch isolement de ene na de andere fabriek uit de grond stampte. Hij spinde garen bij het importverbod dat Nederlandse regering instelde op Belgische producten die hij uit Luik haalde en verhandelde. Hij schafte als een van de eerste in Nederland een stoommachine aan. Regout deed onder andere in aardewerk. De Sphinx fabriek specialiseerde zich na de Tweede Wereldoorlog in sanitair. De industrieel was ook lid van de Eerste Kamer. Hij liep binnen dankzij durf en ondernemerschap. In 1848 was er politieke onrust in Europa en een recessie. In plaats van de productie terug te schroeven gokte Regout op een snel aantrekkende markt. Dit beurde en de goedkoop geproduceerde producten vlogen de deur uit. Regout is echter niet onomstreden omdat hij als industrieel zijn arbeiders zou hebben uitgebuit.

Wekelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Eckart Wintzen

Gesjeesde wiskunde student die een eigen bedrijf in computerautomatisering opzette. Na gewerkt te hebben voor multinationals kwam deze zelfbenoemde ‘professioneel hippie’ tot de conclusie dat je een organisatie anders in moet richten. Zijn cel-filosofie bracht hij in praktijk bij zijn automatiseringsbedrijf BSO. De gedachte is simpel: als een onderneming is gegroeid dan splitst zich een cel af om als zelfstandig onderdeel verder te gaan. Zo voorkom je een grote bureaucratische organisatie en kun je groei sturen. Dit idee bezorgde hem de titel management goeroe. Van Kooten en de Bie baseerden zelfs een typetje op hem: Eberhard Strinzen. BSO werd verkocht aan Philips en opereert nu onder de vlag Atos/Origin. Wintzen richtte Ex’tent op dat staat voor Eckhart’s tent. Wintzen hield zich bezig met ethisch ondernemen en ‘Green Venture Capital.’ De ondernemer stak zijn geld in onder meer in Ben & Jerry’s en Greenwheels.