Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Groeigeld: als de bank u niet wil financieren

Uw bedrijf is zijn eerste levensfase gezond doorgekomen en staat te trappelen om groter te worden. Maar banken doen moeilijk en waar haalt u dan het geld vandaan? Zeven manieren om die spurt te financieren.

1. Corporate venturing

Uw bedrijf is vernieuwend, heeft goede ideeën, maar mist het benodigde geld om ze uit te voeren. Kijk eens rond naar de grote bedrijven in uw sector, die doen steeds vaker aan corporate venturing. Door geld te stoppen in vernieuwende ondernemingen die dicht bij hun eigen markt zitten, willen ze onderzoek & ontwikkeling binnen de sector te stimuleren. Deze voor Nederland betrekkelijk nieuwe financieringsvorm komt in twee soorten. De actieve corporate venturer wil uiteindelijk het jonge bedrijf kopen om de opgedane kennis zelf te kunnen gebruiken. De passieve corporate venturer blijft meer op een afstand en doet de investering samen met een investeringsmaatschappij. Corporate venturing wordt vaak toegepast om nieuwe bedrijven op te zetten, maar biedt ook mogelijkheden in de groeifase. Fortimedix uit het Limburgse Nuth had risicodragend kapitaal nodig om vier jaar na oprichting verder te groeien. Het bedrijf ontwikkelt en vervaardigt stents, kleine metalen buisjes die in de kransslagaders worden ingebracht om vernauwingen tegen te gaan. Zo’n 1,5 miljoen euro was er nodig om de productie van deze stents zelf te kunnen uitvoeren en r&d-projecten te financieren. Via de industriebank LIOF, de Limburgse ontwikkelingsmaatschappij, kwam Fortimedix in contact met Limburg Ventures, een fonds dat is opgezet door onder meer DSM om veelbelovende vernieuwende bedrijven in Limburg financieel te ondersteunen. Zowel LIOF als Limburg Ventures – en daarmee DSM – zorgden voor de benodigde financiering door respectievelijk een belang van 26 procent en 6,5 procent in Fortimedix te nemen. Directeuren en aandeelhouders Marc van de Graaf en Marcel Verbeek hielden daarmee hun gezamenlijke meerderheidsbelang. Beide investeerders zorgen voor advies en ervaring, maar bemoeien zich niet met het beleid van Van de Graaf en Verbeek. Het zorgde voor een gezonde groei van het bedrijf.

2. Werknemersparticipatie

Uw werknemers hebben, naast uzelf, er het meeste belang bij dat het goed gaat met uw bedrijf. De meeste zullen hun baan graag willen houden en als het even kan ook ieder jaar wat opslag. Waarom zou u ze daar geen invloed op uit laten oefenen en tegelijkertijd uw risicodragend vermogen vergroten? Door aan werknemers bedrijfsaandelen te verkopen, komt er geld beschikbaar voor investeringen én zullen uw werknemers zich nog meer betrokken voelen bij het bedrijf. Iedere bv of nv kan in principe een aandelenregeling voor zijn werknemers invoeren. Bedenk wel dat personeel dat aandelen koopt, ook stemrecht krijgt op de aandeelhoudersvergadering
In de jaren negentig besloot de familie Haverkort zich terug te trekken uit Haverkort Infrabouw (nu TBI Bouw) door een buy out door het management en de werknemers. In totaal participeerde 94 procent van de werknemers in de buy out door gezamenlijk negen procent van de aandelen te kopen. De bedragen die de werknemers investeerden liepen uiteen van (omgerekend) 118 tot maar liefst 23.000 euro. Zij wisten daarmee te voorkomen dat het bedrijf in handen kwam van een grote concurrent. En het bedrijfsresultaat steeg, in vier jaar met 44 procent.

3. Informal investors

Het zou best kunnen dat u een informal investor of business angel in uw kennissenkring hebt zonder dat u het weet. Deze investeerders lopen niet met hun geld te koop en gaan liever zelf op zoek. Het zijn doorgaans (oud-)ondernemers die tussen de 50.000 en 500.000 euro in willen investeren. Niet alleen voor het rendement, maar ook om hun ervaring en netwerk te delen. Daar staat wel iets tegenover: ze werpen zich op als adviseur van de directie, of willen (tijdelijk) mede-directeur of commissaris worden. Business angels vinden het heerlijk om zich bezig te houden met ondernemingsstrategieën en zullen in geval van een crisis de leiding willen nemen. Vraag altijd om referenties, om een business devil te ontlopen.
Voor Han-Jorrit van Bremen van Vitalice liep het allemaal prima. Om zijn waterijsje voor volwassenen op de markt te brengen had hij geld nodig, maar de bank wilde alleen een lening geven op basis van volledige hoofdelijke aansprakelijkheid. Via een kennis kwam hij in gesprek met verschillende business angels die de plannen van Vitalice wel zagen zitten. Eenmaal bekend in het netwerk is Van Bremen ook op zoek gegaan naar informal investors met andere expertise, zoals marketing of juridische zaken. Nu deelt Van Bremen de zeggenschap over Vitalice met twaalf informal investors. Hun namen blijven anoniem, helaas.

4. Familie en vrienden

Groeien vanuit niets, oftewel het starten van een bedrijf, is een goede reden om de band met familie en vrienden eens wat aan te halen. Geld om een onderneming op te zetten is nog altijd het eenvoudigst te halen bij een suikeroom die niet bang is voor een risicovolle investering of ouders die een leuke meevaller hebben gehad. Zo’n 80 procent van al het externe risicodragende vermogen voor startende bedrijven komt van vrienden en familie. Het gaat dan meestal om kleine bedragen, niet meer dan 20.000 euro. De belastingdienst helpt een handje mee door dit soort leningen voor de geldverstrekker fiscaal aantrekkelijk te maken met de Regeling Durfkapitaal (voorheen de Tante Agaath-regeling).
Familie en vrienden lenen geld meestal op persoonlijke gronden, niet omdat het ondernemersplan er zo goed doortimmerd uitziet. Ze hebben bij voorbaat vertrouwen in de ondernemer en zijn dus gemakkelijk te overtuigen. Wie voor een lening bij familie of vrienden aanklopt, moet de risico’s duidelijk maken en zeker weten dat deze het geld ook kunnen missen. U wil ook volgend jaar nog op de familiebarbecue kunnen verschijnen. De ouders van couturier Marijn Schrieken uit Amsterdam boden haar enkele jaren geleden een lening van 5.000 euro én een voorschot op de erfenis aan om haar eigen zaak op te starten. Het was geen liefdadigheid, maar een zakelijke afspraak die ook op papier werd gezet. Schrieken betaalde gewoon rente en kreeg van haar vader een ‘aanmaning’ per e-mail toen ze een keer niet haar maandelijkse afbetaling had overgemaakt. Inmiddels is de lening afbetaald en is Schrieken op zoek naar andere financieringsmogelijkheden om haar bedrijf SheSuit, dat maatpakken voor vrouwen maakt, verder uit te breiden.

5. Subsidies

U kunt het zo gek niet bedenken of er is subsidie voor. De truc is om die subsidie op te sporen en binnen te halen. Subsidieverstrekkers zijn dol op het woord ‘innovatie’ en ondernemers met groeiplannen die dat handig weten te gebruiken kunnen al snel een behoorlijk bedrag uit een subsidiepotje krijgen. Het Haarlemse AtoBe werd opgericht in 1999 en kreeg drie jaar later zes ton subsidie voor een innovatief project. AtoBe levert producten voor mobiele telefonie en is altijd op zoek naar nieuwe mogelijkheden. De overheid haalde het geld uit de pot Technische Ontwikkelingen en AtoBe kon aan de slag met het voor ontwikkelen van streaming media voor de mobiele telefoon.
Iedere bijdrage in de vorm van subsidie is meegenomen, dus probeer niet alleen groot te denken. Neem nou bijvoorbeeld Patisserie Pompadour in de Amsterdamse Jordaan. Het pand was nodig toe aan een flinke opknapbeurt en toevallig was er de Subsidieregeling voor Ondernemers in Stadsvernieuwingsgebieden, ook wel SOS-regeling genoemd. De winkel werd in laat-achttiende eeuwse stijl teruggebracht, een verbouwing die zo’n 180.000 euro kostte. Eigenaar Bram Ouwehand kreeg als subsidie een cheque van bijna 57.000 euro en alle lof omdat hij moeite had genomen te investeren in zijn zaak en daarmee in de uitstraling van de wijk.

6. Participatiemaatschappijen

Participatiemaatschappijen investeerden vorig jaar 1,7 miljard euro in Nederlandse ondernemingen. Slechts 256 miljoen daarvan ging naar groeiende bedrijven. Participatiemaatschappijen, die geld beheren voor grote beleggers als banken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen, spelen graag op veilig en kiezen daarom vaak bedrijven die zichzelf al bewezen hebben. Laat u zich daardoor echter niet afschrikken, want ook onder de participatiemaatschappijen zijn er die best wel eens wat risico willen nemen. Zoals Renpart, dat in 2001 424.000 euro stak in het toen nog onbekende Oil & Vinegar. Het bedrijfje telde slechts twee vestigingen en had het eerste jaar een half miljoen verlies geleden. Maar Renpart zag het concept zitten, besloot te investeren en maakte daarmee de ongelooflijke groei van de culinaire cadeauketen mogelijk. Inmiddels heeft Oil & Vinegar zo’n honderd vestigingen in tien landen en komen daar iedere maand weer een aantal nieuwe bij, ook al roepen sommigen dat de formule op zijn retour is.
Een participatiemaatschappij zal zich over het algemeen minder met de onderneming bemoeien dan een informal investor. Ze zullen een plaats willen in de raad van commissarissen, vetorecht bij belangrijke beslissingen, regelmatige rapportering en controle op wat er precies met hun geld gebeurt, maar laten verder het ondernemen aan u over.

7. Naar de beurs

Genoteerd staan aan de Amsterdamse beurs is de jongens (en meisjes-)droom van iedere ondernemer. Een grote smak geld om te investeren en eeuwige roem en faam als beloning. Helaas is een beursgang niet voor iedereen haalbaar. De kosten van introductie zijn zo hoog, dat het pas interessant wordt wanneer u 15 miljoen euro of meer denkt te kunnen binnenhalen. Bovendien gaat er veel werk in zitten en zijn de eisen, vooral na invoering van de code-Tabaksblat, erg hoog. De afgelopen jaren was dat de reden voor kleinere fondsen als Free Record Shop om de beurs vaarwel te zeggen. Directeur Hans Breukhoven wilde meer vrijheid en niet meer drie keer in de week presentaties geven aan banken, analisten of beleggers. Toch zijn er zeker voordelen aan een beursgang. Denk aan de publiciteit en de positieve uitstraling die het met zich meebrengt. En vergeet het geld niet. De beursgang van TomTom, eerder dit jaar, leverde het bedrijf zo’n honderd miljoen euro op. Om een beursgang voor kleine ondernemingen aantrekkelijker te maken, is Euronext begonnen met kweekvijver Alternext. Minder ingewikkelde regelgeving, lagere kosten en het vooruitzicht op een reguliere beursgang voor bedrijven met een beurswaarde tussen 10 en 80 miljoen euro. Komt die droom een stuk dichterbij.

Wekelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Webverwijzingen

Ook op zoek naar financiering om door te groeien?
http://sprout.nl/financiering