Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

12 feiten en fabels over de AOV

Veel ondernemers hebben hun inkomen niet of onvoldoende verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Te duur, genoeg gespaard of 'het zal wel loslopen': redenen genoeg om geen AOV te nemen. Maar zijn ze terecht? We zetten 12 feiten en fabels rond de AOV voor je op een rijtje.

Dit artikel is geschreven in samenwerking met onze partner Centraal Beheer

Feit: Een AOV is duur.

Een arbeidsongeschiktheidsverzekering of AOV kost geld. Gemiddeld betaalt een ondernemer 3000 euro aan premie per jaar, bruto. Maar draai je goed en werk je fulltime in je zaak, kan het geen kwaad die premie in perspectief te zetten: als je 36 uur werkt en één maand vakantie neemt per jaar, praat je omgerekend over een premie van bruto 1,74 euro per gewerkt uur.

Feit: De AOV is fiscaal aftrekbaar.

Ondernemers die zich tegen arbeidsongeschiktheid hebben verzekerd, worden door de belastingdienst een geholpen. De premie komt ten laste van je winst, dus voor zzp’ers geldt dat ze als ze met hun inkomen in de tweede of derde schijf vallen, die genoemde premie van 1,74 euro per uur netto neerkomt op 1,04 euro. 

Fabel: Op een AOV kun je niet besparen.

Een AOV heb je in vele soorten en maten, je kunt hem door slim te kiezen naar je hand zetten. Een online marketeer die vooral op kantoor werkt is bijvoorbeeld minder premie kwijt dan iemand die regelmatig op de steiger staat in de bouw. Bovendien kun je een AOV helemaal afstemmen op je eigen levenssituatie, wensen en behoeften. Wat behoorlijk kan schelen: het verzekerde bedrag scherp kiezen. Standaard is dat 80 procent van je bruto-jaarinkomen, maar als je denkt met een iets lagere uitkering toe te kunnen, is dat geen probleem.

Daarnaast kun je er voor kiezen de start van de uitkering op te schuiven. Van minimaal één maand naar twee maanden of zelfs een jaar. Hoe langer deze zogeheten eigenrisicoperiode of wachttijd, hoe lager de premie (twee jaar is het maximum overigens). Verder kun je de eindleeftijd van de verzekering wat naar voren halen en is het nog een optie om de verzekerde bedragen niet te laten indexeren. Dat betekent voor nu weliswaar een lagere premie, maar straks – mocht je er gebruik van moeten maken – ook een minder hoge uitkering. Ook de dekking kun je helemaal naar eigen wensen aanpassen. Zo zijn er bijvoorbeeld zelfstandigen die ervoor kiezen om een burn-out niet te laten meeverzekeren. Dat scheelt aanzienlijk in de kosten, al blijft het een strikt persoonlijke keuze.

Feit: Het afsluiten van een AOV is gedoe

Alles wat niet direct met je zaak te maken heeft, is gedoe. Om een AOV af te sluiten moet je inderdaad wel even je huiswerk doen, maar het gaat dan ook om je financiële toekomst bij eventuele rampspoed. Maar superingewikkeld is het ook weer niet. Het is vooral een kwestie van op een rijtje zetten wat je exact nodig zou hebben, mocht het noodlot toeslaan. Je verdiepen de twee soorten dekking: beroepsdekking (gebaseerd op het beroep dat je uitoefent) of dekking voor passende arbeid (waarbij voor de mate van arbeidsongeschiktheid ook gekeken wordt naar mogelijke alternatieve werkzaamheden binnen de kennis en ervaring die je nu hebt). 

Feit: Zonder AOV heb je niets om op terug te vallen

Als je als zelfstandig ondernemer een paar jaar goed draait, zal je spaarsaldo je voorlopig wel even vooruit helpen. Maar als je het daarmee moet doen vanaf je veertigste tot je pensioen, kom je waarschijnlijk niet ver. Dan kom je uit bij de bijstand, van 70 procent van het minimumloon voor alleenstaanden. En voordat de Sociale Verzekeringsbank je hiervoor in aanmerking laat komen, zul je eerst nog je eigen vermogen moeten ‘opeten’. Als je partner een modaal salaris heeft, is de kans groot dat zo’n bijstandsuitkering er helemaal niet in zit.  

Feit: Nieuwe carrièrestap, andere AOV.

Vaak wel, maar niet altijd. Of je een andere AOV nodig hebt, hangt eigenlijk maar helemaal af van hoe ingrijpend die carrièremove is. Een zelfstandige IT’er die op een dag besluit zijn hart te volgen en zich bij de Kamer van Koophandel laat inschrijven als zorgprofessional, dat mag je best rigoureus noemen. Een ander beroep met andere risico’s. En dus een andere AOV. Dat is een kwestie van contact opnemen met je verzekeraar om te kijken of de dekking moet worden aangepast, om nare verrassingen achteraf te voorkomen.

Fabel: Je moet naar een adviseur

Verzekeraars doen steeds meer online, en je kunt inmiddels als zelfstandige ook zonder persoonlijk advies een AOV afsluiten. Wat daar nog wel bij komt kijken: een Kennis & Ervaringstoets, een testje dat te vergelijken is met de invuloefening die ook voor het zelfstandig afsluiten van hypotheken geldt. Als je online een AOV afsluit, vervallen bij de meeste aanbieders de advieskosten en betaal je alleen nog afsluitkosten. Houd nog wel steeds rekening met het nodige uitzoekwerk en het vinden van antwoorden op de nodige vragen waar je niet elke dag bij stilstaat.

Fabel: Een AOV helpt je niet terug op de rit.

Een AOV is er in eerste instantie om je financiële huishouding op orde te houden als het noodlot toeslaat. Maar je verzekeraar helpt je op meerdere fronten, mede uit eigenbelang: de financiële gevolgen van de arbeidsongeschiktheid moet ook aan zijn kant worden beperkt. Denk aan re-integratie en omscholing. Want misschien is het dan niet meer mogelijk om als bouwvakker aan de slag te gaan, op kantoor kun je je carrière wellicht een nieuwe impuls geven. Die hulp is er ook bij problemen die meer psychisch van aard zijn. Een burn-out bijvoorbeeld, of een langdurige periode van overspannenheid.

Fabel: loonslaven zijn goedkoper verzekerd

Een paar honderd euro per maand voor een AOV is serieus geld, ook al is het bruto. Maar zijn mensen in loondienst minder geld kwijt aan het indekken van het risico op verlies aan inkomen bij arbeidsongeschiktheid? Wie in dienst is van een werkgever, betaalt ook gewoon premie. Eén die – en nu komt het – een stuk minder goed zichtbaar is. De premies voor de Ziektewet en WIA worden namelijk ingehouden op het brutosalaris. Wie iedere maand nauwkeurig z’n loonstrookje bestudeert, zal dat daar ergens aantreffen. Maar wie doet dat nou, voordat hij aanschuift aan de borreltafel? Een werknemer betaalt ruim 14 procent van zijn bruto-inkomen aan het indekken tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Zet dat eens af tegen het percentage dat de meeste zelfstandigen kwijt zijn, zo tussen de 4 procent en 7 procent. Bovendien heb je als zelfstandige de mogelijkheid om andere voorwaarden te kiezen, zoals een beroepsdekking.

Fabel: Bij een sportblessure hoef ik niet aan te kloppen

Een gekneusde enkel, gescheurde knieband, tennisarm, gebroken pols, hersenschudding of ontwrichte schouder. Sporten is gezond (en dat is ook echt zo), maar niet altijd zonder risico. Met z’n allen lopen we jaarlijks zo’n 4,7 miljoen blessures op. Ook als die blessure het gevolg is van je eigen onhandigheid of er sprake is van wat ze noemen ‘risicovolle activiteiten’ als motorrijden, skiën en voetbal ben en blijf je verzekerd. Oké: opzet, drank of drugs zijn voor alle verzekeraars reden om geen geld uit te keren.

Fabel: De medische keuring wordt een dealbreaker

Als je een AOV gaat afsluiten, vraagt de verzekeraar je eerst om een tamelijk uitgebreide gezondheidsverklaring in te vullen. Een geneeskundig adviseur bestudeert de lijst en brengt vervolgens advies uit. Bij gemiddeld 75 procent van de vragenlijsten die binnenkomen, is er geen aanleiding om nader onderzoek te doen in de vorm van een extra gesprek of een medische keuring. De AOV kan dan snel worden afgesloten. Hoor je bij die overige 25 procent, dan is de kans dat je een AOV kunt afsluiten nog steeds aanzienlijk.

Fabel: Ik krijg pas een uitkering als ik helemaal niets meer kan

Moet je zo ongeveer half dood zijn voordat je verzekeraar overgaat tot het betalen van de uitkering? Nee, zeker niet. Stel, je bent schilder en hebt een AOV afgesloten met een zuivere beroepsdekking. Vanwege een gecompliceerde beenbreuk kun je voorlopig even geen ladder meer op. Geen werk en dus geen inkomen. Je verzekeraar zal nu gewoon tot uitkering overgaan. Komt een consultant vanwege een gebroken been tijdelijk in een rolstoel terecht, dan betekent dat niet automatisch een stempel met daarop 100 procent arbeidsongeschikt.

Dan is er nog de uitkeringsgrens. Die staat bij alle verzekeraars op minimaal 25 procent. Dat betekent dat je voor je beroep minimaal 25 procent arbeidsongeschikt moet zijn, wil je recht hebben op een uitkering. Hier kun je zelf overigens schuiven. Naar 35, 50 of zelfs 80 procent, om je premie te verlagen. Maar reken jezelf niet te vroeg rijk, want natuurlijk kleven hieraan de nodige risico’s. Want stel, je krijgt een burn-out en kan als gevolg daarvan je werk even niet meer doen.

Na een paar maanden gaat het langzaam aan weer iets beter. De uitkeringsgrens heb je eerder vastgesteld op 60 procent. Als de arts vaststelt dat je voor 60 procent weer beter bent, stopt de uitkering. Je hebt dan overigens nog wel recht op een herbeoordeling.

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Meer weten over het verzekeren van je inkomen als je arbeidsongeschikt raakt? Download dan nu de AOV Survivalgids met tips om altijd verzekerd te zijn van een inkomen.