Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Interview: Spijkers & Spijkers

Riet en Truus Spijkers (40) zijn namen die bij de meeste mensen geen belletje doen rinkelen. Toch heeft de tweeling met hun high design kledingmerk Spijkers en Spijkers wereldwijd succes.

Recent krijgen ze ook bekendheid in eigen land, met de introductie van hun tweede lijn SIS. “Dat mensen hier zo trots zijn op ons, wist ik helemaal niet.”

Allereerst, wat maken jullie precies?

Riet: “We maken design bovenkleding voor vrouwen. We ontwerpen niet voor één bepaalde doelgroep, maar vrouwen die onze kleding dragen zijn zelfverzekerd en onafhankelijk, houden van kunst en vormgeving en voelen zich niet te oud of te jong voor onze ontwerpen. Het is een gevoel dat je moet aanspreken, een attitude.”
Truus: “Je kunt onze ontwerpen herkennen aan het kleurgebruik, de vlakverdeling en grafische details. Deze vormtaal komt voort uit onze voorliefde voor de jaren twintig en het vormgevingsprincipe uit die tijd: ‘vorm volgt functie’.”

Jullie zijn gestart in het buitenland, vanwaar die keuze?

Riet: “Mode is natuurlijk internationaal. Daarnaast is er voor de ontwerpen die wij maken in Nederland gewoon niet zo’n grote afzetmarkt. Het zijn kostbare kledingstukken en ze zijn nogal uitgesproken. In het buitenland zijn vrouwen meer gewend aan designkleding.
Truus: “Nederland is klein en vrouwen geven hier niet zomaar achthonderd euro uit aan een jurkje. In Parijs of Londen kun je bij de warenhuizen designerkleding kopen, zoals Prada, Gucci en Miu Miu.”
Truus: “De Bijenkorf heeft wel mooie merken, maar daar kun je geen Dries van Noten kopen bijvoorbeeld. De Nederlandse consument wordt er niet mee opgevoed, komt er niet zomaar mee in aanraking. Als het in alle warenhuizen zou liggen, zouden ook Nederlandse vrouwen eerder designkleding kopen, denk ik.”

Hoe is Spijkers & Spijkers ontstaan?

Truus: “Na ons afstuderen aan de kunstacademie in 1993 en 1994 hebben we allebei fulltime in loondienst gewerkt, ik bij Turnover en Riet bij een Duits lingeriemerk. Dat was prettig qua inkomen, maar we konden ons creatief ei er niet in kwijt. Daarom zijn we parttime gaan werken en gaan freelancen daarnaast, om ons eigen werk te kunnen maken en bekostigen.”
Riet: “In 2000 hebben we allebei de masteropleiding aan het Fashion Institute in Arnhem gedaan. Daarna dachten we: nu hebben we genoeg ervaring om voor onszelf te beginnen.”
Riet: “Toen hebben een kleine verkoopcollectie gemaakt waarmee we naar Parijs zijn gegaan. Daar konden we presenteren tijdens de fashionweek, dankzij een dame die ons tegen gereduceerd tarief een plekje gaf in haar showroom. Ze vond onze ontwerpen te gek.”
Truus: “Dat heeft ons enorm geholpen, want het is ontzettend kostbaar om een showroom te huren tijdens de fashionweek.

Hoe ging dat, verkopen in modemekka Parijs?

Riet: “We waren goed voorbereid, maar hoe het ècht zou gaan wisten we niet. We hadden geluk dat er mensen naast ons stonden die al internationaal zaken deden en heel behulpzaam waren. Zij hadden allerlei handige tips.”
Truus: “Zij zeiden bijvoorbeeld dat het goed is om een deposit te vragen op de orderbevestiging. Volgens mij is dat ook ondernemen: je oren en ogen goed openhouden en de adviezen die andere mensen geven, goed in je oren knopen. Dat doen we nog steeds.”
Riet: “We hebben goed verkocht in Parijs, hadden meteen internationale klanten, voornamelijk in Japan. Van de verkopen konden we een nieuwe collectie maken.”

Wilden jullie altijd al mode ontwerpen?

Truus: “Toen we van de middelbare school naar de academie gingen, hadden we nog geen idee wat de mogelijkheden waren. We kwamen uit een heel klein dorpje, waar onze ouders een garagebedrijf hebben. We droomden van een winkeltje met een atelier waar we onze eigen ontwerpen konden verkopen.”
Riet: “We zijn niet met een business gestart. We begonnen met iets creatiefs dat zich later ontwikkeld heeft in een bedrijf. Ons uitgangspunt was ook niet om veel geld te verdienen, maar om mooie dingen te maken.”
Truus: “De hele businesskant hebben we onszelf eigen moeten maken. Dat was soms lastig, omdat we daar geen opleiding voor hadden gehad. Op de kunstacademie wordt je creatief opgeleid, niet tot ondernemer.”
Riet: “Je leert in de praktijk dat je soms concessies moet doen. Als een kledingstuk niet meer dan een bepaalde prijs mag zijn, dan hebben je stof- en productiekosten een bepaald maximum. Tien euro meer voor een meter stof is een enorm bedrag als je doorberekent wat de consument dan meer moet betalen voor een kledingstuk. Dat soort dingen kom je als ontwerper vanzelf tegen.”

Zijn jullie ontwerpen couture?

Riet: “Nee, al noemen sommige mensen het wel zo. Een couturier maakt één stuk voor een speciale klant. We maken weleens een trouwjurk voor iemand, maar dat is niet onze core business. Ons werk noemen we high design. Het wordt in serie gemaakt, tussen de tien en honderd stuks van elk kledingstuk. Het is eigenlijk confectie op een hoger niveau, exclusief.”
Truus: “Veel merken die zich couture noemen, voldoen niet meer aan de coutureregels. Volgens die regels moet een bepaald percentage van de ontwerpen handwerk zijn, een bepaald deel borduurwerk, et cetera. Dat weet niemand meer.”

Is het hard werken in de modebusiness?

Truus: “Ja. Het is een erg complexe business en heel arbeidsintensief, want een kledingstuk maken is handwerk. Je hebt een naaimachine, maar er moet ook iemand achter die naaimachine. Wij zijn zelf eigenlijk altijd op kantoor van zeven tot zeven. Daarnaast hebben we hebben twee vaste krachten, drie mensen op een nulurencontract en een handjevol stagiaires.”

Jullie doen nu nog alles zelf?

Riet: “De productie is uitbesteed, maar het aansturen en alle voorbereidingen doen we zelf met ons team. We hebben ook mensen die meekijken met juridische zaken.”
Truus: “We krijgen veel contracten onder ogen. Ik begrijp wel wat er staat, maar ik kan niet beoordelen of het juridisch een goede deal is.”
Riet: “Dan is het prettig dat we iemand hebben die een goed tegenvoorstel kan doen. Die zegt: ik zou dit wel doen, maar dat niet.”
Truus: “Tot op een bepaalde hoogte is het heel prettig om veel zelf te doen. We kunnen veel, want we hebben het allemaal ooit eens zelf gedaan.”
Riet: “We weten van alle aspecten iets af: hoe je de productie moet begeleiden, hoe je een jurk moet stikken, hoe je moet exporteren en importeren. In de praktijk hebben we dat geleerd. Ik kan me nog de eerste order naar Japan herinneren, die hadden we hangend verstuurd. Daar waren ze niet blij mee, want de dozen waarin je kleding hangend verstuurt zijn enorm. Toen werd ons vriendelijk verzocht om de volgende keer de order iets kleiner te versturen. Zij betalen voor de shipping, en dat kostte natuurlijk heel veel.”

Waar verkopen jullie?

Riet: “We zitten heel verspreid, van Australië tot Rusland en van Amerika tot het Midden-Oosten. Agenten regelen de verkoop voor ons. Ik zou graag alle winkels eens bezoeken, maar daar ontbreekt de tijd voor.”
Truus: “Het meest intrigerende is wel dat we het op dit moment goed doen in het Midden-Oosten. Dat zou je niet verwachten, want onze kleding is nogal uitgesproken en zeker niet kuis, maar verkoopt dus toch goed in moslimlanden.”

En nu is er de SIS-lijn, wat houdt die in?

Truus: “Het is een diffusion line, een lijn die toegankelijker is dan onze hoofdcollectie. Het is voor een breder publiek, zowel in ontwerp als in prijs. We hebben de collectie tijdens de afgelopen Amsterdam International Fashion Week gepresenteerd, en vanaf januari wordt de collectie uitgeleverd aan de winkels. Onze hoofdlijn wordt maar op een paar plekken in Nederland verkocht, maar de SIS-lijn ligt straks in boetieks door het hele land.”
Riet: “De SIS-collectie is makkelijker. De kleding is iets ruimer gesneden voor een makkelijkere pasvorm en het kleurgebruik is gematigder. Het is het kleine zusje van Spijkers en Spijkers. Consumenten kunnen kennismaken met de vormgeving van het hoofdlabel, en het later misschien ook gaan kopen. Dat is het doel van de SIS-collectie: meer mensen kennis te laten maken met onze ontwerpen.”

Lukt dat een beetje, twee lijnen naast elkaar runnen?

Riet: “Het is wel lastig, want het is simpelweg twee keer zoveel werk. Ideeën zijn het probleem niet, het is meer de tijd waar het op vastloopt. En het geld, want je moet het allemaal voorfinancieren.”
Truus: “Je moet enorme investeringen doen. Als je serieus mee wilt doen in de modewereld moet je veel geld neertellen voor de productie van collecties en modeshows.”
Riet: “Onze shows zijn low budget in vergelijking met veel shows. Als je alles uitbesteedt ben je minstens een ton kwijt voor een show in Milaan. En dan heb je nog niks bijzonders. Ga maar na: voor sommige modellen wordt tienduizenden euro’s betaald om ze exclusief voor een label te laten lopen. Wij doen veel met ons eigen team, zoals de casting voor de show in Amsterdam in juli. We hadden Nimüe Smit op de catwalk, een Nederlands model dat alle grote shows loopt. Daar hebben we flink voor moeten onderhandelen, maar dat is dan extra leuk als het lukt.”

Waar dromen jullie nog over?

Truus: “We verleggen onze grens steeds. Je wilt graag je ontwerpen in de Vogue, maar als dat lukt kijk je alweer verder.”
Riet: “Ik zou dat winkeltje waar we het vroeger over hadden nog steeds willen. Zodat we ons idee over het merk helemaal neer kunnen zetten. Als je dat in één van de grote modesteden kan doen, is dat geweldig.”
Truus: “Daarvoor heb je een investeerder nodig, iemand die de sector begrijpt en kent. We hebben wel gesprekken gehad met investeerders en al eens een poging gewaagd, maar dat werkte niet.”
Riet: “De mensen die wij spraken, vroegen onredelijke dingen. Ik ben realistisch; ik begrijp dat als je met een partner werkt, die er wat voor terug moet hebben. Maar we willen niet iemand die denkt: hier wil ik zo snel mogelijk zoveel mogelijk geld uit trekken, of die een meerderheidsbelang in je bedrijf wil. Dat is voor ons niet interessant, wij werken hier al tien jaar aan. We zijn nog wel op zoek, want een winkel is een volgende stap.”
Truus: “Ik zou het ook ontzettend leuk vinden als we in Nederland groot worden. Het was heel speciaal om voor het eerst een show in Nederland te doen, maar ook eng, voor eigen publiek. En de media hier kunnen heel kritisch zijn.”
Truus: “Het viel gelukkig mee, ze waren positief. Het scheelt misschien dat wij in het buitenland al succes hebben. Iemand zei laatst tegen ons: ‘Het is heel leuk dat jullie iets in Nederland doen, we zijn trots op jullie’. Dat is leuk om te horen, want zo heb ik het zelf helemaal niet ervaren.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Wat gaan we verder van jullie zien de komende tijd?

Truus: “In de zomer van 2011 komt er een overzichtstentoonstelling van tien jaar Spijkers en Spijkers in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem. Daarnaast hebben we brillen ontworpen voor Specsavers, die liggen nu in de winkel.”
Riet: “Die dingen zijn natuurlijk lucratief voor ons, maar we vinden ze vooral heel leuk om te doen. Je komt op verschillende plekken en ontmoet allerlei mensen, dat is spannend. Zo hebben we laatst ook een radioprogramma op Radio 1 gepresenteerd. We vinden heel veel dingen leuk, ik zou willen dat we tien keer zoveel tijd hadden. Ideeën genoeg.”