Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Productie maakindustrie kan gewoon in Nederland

Maakproductie kan heel goed plaatsvinden op eigen bodem. Sterker: bedrijven met een omzet tot 20 miljoen euro doen er verstandiger aan zich niet te wagen aan eigen productie in lagelonenlanden als China.

Dat stelt ABN Amro in de nieuwe ‘Visie op industrie’.

Volgens ABN Amro hebben Nederlandse bedrijven binnen de industrie een zeer groot onderscheidend vermogen dat zij stelselmatig onderschatten: de Nederlandse werknemer met zijn actieve, meedenkende mentaliteit. Die mentaliteit compenseert de relatief hoge loonkosten én zorgt voor permanente innovatie. Alles draait om het concept van ‘best cost leverancier’ en daarin blijken wij in ons land heel succesvol te zijn, concludeert ABN.

Lage lonen staan onder druk

Te vaak wordt volgens ABN Amro eenvoudig geconstateerd dat productie in China veel goedkoper is. Daarmee gaan bedrijven voorbij aan het feit dat de huidige lage loonkosten onder hoge druk staan. In maart zijn bijvoorbeeld de minimumlonen in Beijing en Guangdong wederom met 20 procent verhoogd omdat de overheid zich wil richten op industrie met een hogere toegevoegde waarde. Bovendien brengt productie in China veel risico’s met zich mee: lagere flexibiliteit, veel kwaliteitsissues en verzendingen die te laat, kapot of helemaal niet aankomen; boetes als gevolg daarvan, ontevreden klanten of klanten die boos weglopen. “Die risico’s moet je wel kunnen dragen en ook meewegen in het totale kostenplaatje”, zegt David Kemps sector banker Industrie bij ABN Amro. “Producenten zouden de integrale kostprijs van hun product eens moeten doorrekenen, in plaats van alleen te kijken naar de kosten van arbeid en materiaal”, aldus de bankier.

Schaalgrootte noodzakelijk

Wereldwijd zijn in 2010 alleen al 350 toeleveranciers in de automotive sector failliet gegaan.

Grote mondiale toeleveranciers hebben in verhouding de grootste verliezen geleden omdat hun marges flinterdun waren.Produceren in lagelonenlanden vraagt volgens Kemps nogal wat schaalgrootte, terwijl de meeste maakbedrijven in Nederland niet boven de 20 miljoen euro omzet uitkomen. “Dan is productie op eigen bodem veel interessanter”, aldus Kemps. “Wij adviseren ondernemers een keuze te maken: ga voor een regionaal bedieningsmodel of kies voor brede samenwerking zodat je mondiaal kan acteren.”

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Kwaliteit waar de markt om vraagt

Kemps: “En zorg ervoor dat je geen ‘low cost’, maar ‘best cost’ leverancier wordt: produceer de kwaliteit waar je afzetmarkt om vraagt.” Consumenten zijn immers nog altijd terughoudend in hun uitgaven. “Ga niet voor een 10 als je klant eigenlijk maar een 7 of een 8 vraagt en daarvoor ook alleen maar bereid is te betalen. In feite zou je kunnen spreken van de trend ‘goed is goed genoeg’”, zegt Kemps.

‘Best cost’ leverancier impliceert ook: een goed georganiseerd, competitief en dichtbijgelegen toeleveranciernetwerk bieden. Daarbij komt de Nederlandse werkethos goed van pas. Kemps: “Werknemers in Nederland werken efficiënt en denken ook nog eens goed mee. Bij de uitvoering van hun werk, stellen ze zich de vraag ‘waarom’ ze het zo zouden doen; kan het niet beter of makkelijker? Bovendien hebben wij als Nederlander de instelling om dan ook proactief met alternatieve oplossingen te komen.” Chinese werknemers stellen die vraag niet, maar volgen veelal klakkeloos op. Kemps: “De ‘waarom-mentaliteit’ gaat zich ook nog wel aandienen in China. Maar dat duurt nog wel een generatie. Dat geeft ons dus nog heel wat jaren voorsprong die we moeten benutten.”