Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Breaking news: werkgever betaalt 1,5 ton aan werknemer slapend dienstverband

Een werkgever die een dienstverband ‘slapend’ hield om een transitievergoeding te voorkomen is onlangs teruggefloten door de rechter. Het is wel de vraag of andere kantonrechters hetzelfde zouden besluiten, schrijft Charlotte van Eeden.

Het slapend dienstverband. Inmiddels is er zoveel over gelezen en geschreven, dat je niet verwacht dat er nog iets nieuws over te melden is. Toch is dit het geval. Onlangs oordeelde de rechter namelijk – voor het eerst sinds het bestaan van de WWZ (Wet werk en zekerheid) – dat het in stand houden van een slapend dienstverband in strijd is met goed werkgeverschap. Een werkgever moest het dienstverband met de werknemer beëindigen en 1,5 ton betalen.

Wat gebeurde er?

De werkneemster is als statutair directeur in dienst bij een zorginstelling. Helaas is zij arbeidsongeschikt. Zij heeft kanker en is medisch uitbehandeld. De Raad van Toezicht van de zorginstelling ontsloeg de werkneemster al als statutair directeur. Maar dit betekent niet dat het dienstverband is geëindigd. De arbeidsrechtelijke relatie tussen partijen bestaat nog.

Omdat de werkneemster om medische redenen geen werkzaamheden meer kan verrichten binnen of buiten de organisatie, en dit bovendien een blijvende situatie is, ontvangt de werkneemster een IVA-uitkering. De loondoorbetalingsplicht van de werkgever is gestopt.

De werkgever houdt het dienstverband slapend. Dit betekent dat de werkgever het dienstverband niet beëindigt, zodat hij geen transitievergoeding hoeft te betalen. Dit vecht de werkneemster aan bij de rechter. Zij vordert de rechter te bevelen dat het dienstverband wordt beëindigd, zodat de werkgever de transitievergoeding à € 150.067,- aan haar moet betalen.

Slecht werkgeverschap

In tegenstelling tot eerdere rechtspraak sinds de inwerkingtreding van de WWZ, vindt deze kantonrechter te Den Haag dat de werkgever tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en betaling van de transitievergoeding over moet gaan. De redenen hiervoor zijn als volgt.

In eerdere rechtspraak is de rode draad bij slapende dienstverbanden dat werkgevers niet ernstig verwijtbaar handelen of nalaten als zij niet tot ontslag overgaan, en dat een werkgever hiertoe ook niet kan worden verplicht op grond van goed werkgeverschap. Volgens deze kantonrechter is deze rechtspraak achterhaald, nu de Wet compensatie transitievergoedingen is ingegaan. Op grond van deze wet kunnen werkgevers vanaf 1 april 2020 een compensatie aanvragen voor betaalde of nog te betalen transitievergoedingen na twee jaar arbeidsongeschiktheid.

De werkgever voert aan dat er geen expliciete wettelijke grondslag is om een werkgever te verplichten een arbeidsovereenkomst op te zeggen. Maar de rechter maakt hier korte metten mee. De bedoeling van de Wet compensatie transitievergoedingen zou namelijk zijn om het voortbestaan van slapende dienstverbanden tegen te gaan.

Dit is volgens de rechter af te leiden uit Kamervragen, een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de website van Rijksoverheid. In het licht van de Wet compensatie transitievergoedingen en de bedoeling van de wetgever, is niet meer vol te houden dat het in stand laten van een slapend dienstverband geen strijd met goed werkgeverschap oplevert, aldus de rechter.

Lege huls

In deze zaak komt daar ook nog eens bij dat er sprake is van een slapende arbeidsovereenkomst zonder enig zicht op een kans dat de werkneemster alsnog werkzaamheden voor de werkgever zal verrichten. Enerzijds komt dit door de medische situatie van de werkneemster, maar anderzijds door het feit dat zij als statutair directeur is ontslagen. De rechter is van mening dat de arbeidsovereenkomst feitelijk een lege huls is geworden. Het dienstverband hangt immers onlosmakelijk samen met de benoeming in de statutaire functie.

Het financiële belang dat de werkgever aanvoert bij het laten voortduren van de arbeidsovereenkomst brengt de rechter niet op andere gedachten. Hij vindt dat slapende dienstverbanden als ongewenst worden beschouwd en afgerekend moeten worden. Daarbij is het niet aannemelijk dat het UWV niet tot uitvoering van de Wet compensatie transitievergoedingen kan komen. Ook onderbouwt de werkgever niet dat hij de transitievergoeding niet kan voorschieten. De rechter is tot slot niet gevoelig voor het argument dat de transitievergoeding (vrijwel) uitsluitend toekomt aan de erfgenamen van de werkneemster.

De Hoge Raad bepaalde immers eerder dat de transitievergoeding-regeling ook bedoeld is voor werknemers van wie de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd wegens ziekte, of die kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd worden ontslagen. Hieraan is inherent dat het mogelijk nabestaanden zijn die van de transitievergoeding profiteren. De rechter beveelt de werkgever om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, en om de transitievergoeding te betalen.

Wat nu?

Het is maar de vraag of andere kantonrechters het eens zijn met deze kantonrechter. Een dag na deze uitspraak wees een andere kantonrechter namelijk alweer een vonnis in lijn met de eerdere rechtspraak. Wij denken dat in deze uitspraak meespeelt dat de werkneemster de functie van statutair directeur bekleedde, en dat de ondernemingsrechtelijke relatie tussen partijen al was beëindigd. De arbeidsovereenkomst was daarom een lege huls.

Daarbij komt dan nog dat de werkneemster mogelijk niet lang meer te leven heeft. Hoe de rechtspraak zich op dit punt ontwikkelt, is dus afwachten.

Bekijk de uitspraak hier