Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Strijden tegen meelifters en na-apers: 9 dingen die je moet weten

Je zorgvuldig opgebouwde merkreputatie of een innovatie waar je jarenlang voor gezwoegd hebt. Wil je voorkomen dat copycats meeliften op jouw succes, dan zijn dit de 9 dingen die je moet weten.

1. Een merknaam

Bij mensen is het simpel. Hoewel al duizenden baby’s Daan, Sophie, Sem of Julia heten, is het geen enkel probleem je kind zo te noemen. Voor bedrijven en producten is dat anders. In de eerste plaats moet je naam onderscheidend zijn en mag hij geen inbreuk maken op merken die al bestaan. Arnaud Bos van Onel Trademarks: “Als het om heel verschillende producten gaat, geldt dat niet altijd. Zo is Ajax naast een voetbalclub ook een schoonmaakmerk.”

Beschrijvende namen worden meestal niet geaccepteerd. “Comfort Chair bijvoorbeeld. Dat zegt direct iets over de eigenschappen van dat product en je mag die woorden niet monopoliseren. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor ingrediënten van een product.”

2. De rechten van een merk

Ajax als schoonmaakmerk is dus toegestaan. Maar als moederbedrijf Colgate-Palmolive een voetbalschool begint, komt een clubadvocaat uit Amsterdam Zuidoost ongetwijfeld in actie. Met de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is je bedrijfsnaam beschermd tegen andere handelsnamen. Maar wil je een exclusief gebruiksrecht voor de hele Benelux en ook bescherming tegen andere merken, dan ben je aangewezen op het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, het BBIE.

Bos: “Zo mag in Nederland bijvoorbeeld niemand anders de naam Sprout gebruiken voor het publiceren van tekst, beeld en geluid. En als iemand morgen de naam Sproet gaat gebruiken voor een ondernemerswebsite, kun je daartegen optreden. Dat is aan de orde van de dag. Dagelijks worden duizenden nieuwe merknamen gedeponeerd.”

3. Deponeren

Je kunt je merk online registreren bij het BBIE, en in het vrij toegankelijke register op de site zie je meteen of jouw naam al door iemand anders is geclaimd. Toch is het zonder advies van een merkenjurist nog behoorlijk ingewikkeld: is de naam die je kiest wel onderscheidend genoeg, niet misleidend en dekt de specificatie van producten en diensten wel al je activiteiten?

Je zult niet de eerste zijn die de registratiekosten van 240 euro heeft betaald en vervolgens hoort dat de aanvraag is afgewezen. “Als wij het voor je doen, kost dat 645 euro”, vertelt Bos. “We houden dan ook in de gaten of er geen misbruik van je merk gemaakt wordt.”

Een wereldwijd bureau voor merkbescherming bestaat overigens niet. Je naam vastleggen in de Benelux, zeker als dat je thuismarkt is, is stap één. Vanaf dat moment heb je nog zes maanden om het merk te deponeren in andere landen die voor jou relevant zijn. Met terugwerkende kracht is je merk daar dan beschermd vanaf het moment dat je de inschrijving in de Benelux hebt geregeld. Handig, want zo kun je nog even afwachten welke landen relevant zullen zijn voor je merk.

Lees ook: Zes doorslaggevende redenen om jouw innovatie te beschermen

4. Patenteren? Je bent niet de enige

Je wil natuurlijk niet dat concurrenten er met je technologische noviteiten vandoor gaan, zeker startups met maar één technologie moeten hun product snel en goed beschermen. De meeste bedrijven kiezen tegenwoordig meteen voor een Europese octrooiaanvraag. Dat gebeurde in 2015 bijna 280.000 keer. Een aanzienlijk deel daarvan komt voor rekening van grote bedrijven als Philips, Samsung en LG. Startups, het MKB en uitvinders zijn verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de aanvragen.

Is Europa je thuismarkt? Dan ben je aangewezen op het European Patent Office in Rijswijk. Vanaf volgend jaar wordt de octrooiaanvraag een stuk eenvoudiger, die hoeft dan namelijk niet meer te worden ingediend in alle talen van de landen waar je het octrooi geldig wilt maken.


CASE: Gedonder met de licentiehouder
Een Vegetarische Slager in Amsterdam. Niko Koffeman en zijn compagnon Jaap Korteweg zien wel wat in het idee van de Amsterdamse horecaondernemer Martin van Dungen als hij hen in 2013 benadert. Ze sluiten een licentieovereenkomst en zo krijgen twee zaken van Van Dungen nieuwe letters op de gevel: De Vegetarische Slager. Maar dan begint het gedonder.

“Hij mocht de naam en formule gebruiken, op voorwaarde dat in de vitrine uitsluitend onze producten én producten die wij hadden goedgekeurd zouden liggen”, vertelt Koffeman. “We kregen al snel berichten dat hij zich daar niet aan hield. We troffen inderdaad producten aan die niet passen bij De Vegetarische Slager. Saucijzenbroodjes van een ander merk bijvoorbeeld.” Koffeman procedeert met succes en Van Dungen gaat verder als ‘de Vegetarische Traiteur’. In maart vorig jaar is hij failliet verklaard.

“De licentieovereenkomst had beter gekund”, aldus Koffeman. “Zo stelde de traiteur dat veganistische producten als brood en fruit niet onder het contract zouden vallen. Onzin, vond ook de rechter, maar dit hadden we in het contract expliciet moeten benoemen. We zijn in gesprek over nieuwe licenties en daarin nemen we deze lessen uit het verleden zeker mee.”

Jaap Korteweg, De Vegetarische Slager
Jaap Korteweg van De Vegetarische Slager


5. De voorwaarden

Toch verkoopt Koos Plaggenborg, octrooigemachtigde van Octrooibureau Novopatent, maar al te vaak een negatief advies aan zijn klanten. “Octrooien slaan altijd op een technisch product. Wat ik regelmatig tegenkom zijn managementtools, een nieuwe manier om producten te verkopen of een specifieke online dienstverlening. Dat zijn producten en diensten die niet geoctrooieerd kunnen worden.”

Zogenaamde innovaties die er in werkelijkheid allang zijn of de toets der inventiviteit niet doorstaan, komen ook vaak langs. “De bierkrat met ingebouwde flessenopener zie ik elk jaar wel een keer”, aldus Plaggenborg.

Lees ook: deze drie ondernemers werden ook gekopieerd

6. Het proces

Weten of je uitvinding echt nieuw is? Op worldwide.espacenet.com vind je publicaties van octrooien die al wereldwijd zijn vastgelegd. Een patentaanvraag kun je in principe zelf regelen, maar ook nu geldt weer: eenvoudig is dat zeker niet. En de kans dat je ergens onbedoeld een achterdeurtje openlaat voor copycats, is levensgroot.

“Stel, je hebt iets bedacht waardoor een fietsband minder snel lek gaat”, zegt Plaggenborg. “Je begint de aanvraag met een beschrijving van het deel van de uitvinding dat al bekend is, de fietsband dus. Vervolgens ga je de nadelen noemen, dat ze vaak lek gaan en hoe dat komt. Daarna formuleer je je doelstelling en dan vertel je pas over je uitvinding. Het kan zijn dat hier ook tekeningen bij komen.”

“Je eindigt met een conclusie waarin je uitlegt wat de uitvinding precies is en voor welk specifiek onderdeel je bescherming wilt hebben. Een relatief eenvoudige octrooiaanvraag beslaat al gauw tien pagina’s, maar ik heb ze ook geschreven van vijftig kantjes.”


CASE: Kussengevecht
Sit & Joy, Loungepillow en Sitting Bull. Robertjan Zonneveld heeft in de elf jaar dat hij nu met Fatboy actief is, al heel wat strijd moeten leveren tegen dit soort copycats. In 2008 oordeelde de rechter nog dat zijn zitzak niet auteursrechtelijk is beschermd en dus nagebootst mag worden, een oordeel dat twee jaar later door een hogere rechter weer ongedaan werd gemaakt.

“We hebben inmiddels geleerd om alle rechten van onze producten naar ons toe te halen. Zo voorkom je juridische vertraging bij een zaak tegen copycats, bijvoorbeeld omdat advocaten nog met de ontwerper willen spreken”, aldus Zonneveld.

Zijn bedrijf werkt al langer samen met een partij die het internet afstruint naar namaak of merkinbreuk. “We komen regelmatig andere producten tegen die onder de naam Fatboy worden verkocht. Als rechthebbenden kunnen we zo’n naam via de achterdeur en dus zonder toestemming meteen van dat platform verwijderen.”


7. Octrooikosten

Een patentaanvraag in Nederland maakt je gemiddeld tussen de 3000 en 6000 euro lichter, vooral doordat een octrooigemachtigde je vinding technisch en juridisch moet beschrijven. De kosten voor Europa en het Amerikaanse continent liggen al snel een paar duizend euro hoger. Zo’n octrooi is dan doorgaans twintig jaar geldig, maar houd wel rekening met de jaarlijkse instandhoudingstaksen, die in Nederland oplopen tot honderden euro’s per jaar.

“Het is vrijwel nooit nodig om octrooien in alle landen aan te vragen. Als je de grootste markten hebt beschermd, is dat voldoende om de concurrentie af te schrikken. Met alleen een paar kleine markten verdienen zij hun investeringen namelijk niet terug.”

Fatboy

8. Wel of niet patenteren? 

Investeerders kun je goed pleasen met patenten. Daartegenover staan de kosten en het feit dat je met een octrooiaanvraag openheid van zaken moet geven. Concurrenten zien dus precies wat je aan het doen bent, al wordt een verleend octrooi pas anderhalf jaar na aanvraag openbaar gemaakt.

Overigens is het octrooi niet de enige manier om je product te beschermen. Zo zet Printr technologie in tegen copycats. De Twentse startup ontwikkelde een dongel waarmee je computerbestanden omzet in printbare 3D-files. “De barriers of entry voor het ontwerpen en produceren van deze hardware zijn dermate hoog, dat we niet bang zijn dat het zal worden nagemaakt”, vertelt oprichter Douwe Bart Mulder.

Toch nam de startup wel andere voorzorgsmaatregelen in de vorm van beveiligde firmware op de module. “Zelfs wanneer onze hardware tóch zou worden gekopieerd, kunnen ze vervolgens geen gebruik maken van onze software.”

9. Onenigheid

Een octrooi vrijwaart je nog niet van juridische trammelant. Toch hoeft het volgens Plaggenborg niet altijd zover te komen. “Een cliënt vertelde eens dat zijn buurman inbreuk maakte op een door hem geoctrooieerd product. Ik adviseerde hem eerst eens een kop koffie met hem te drinken. Dat vond hij aanvankelijk moeilijk, maar hij deed het toch. Gelukkig maar, want al snel kwamen ze samen overeen dat de buurman licentiehouder zou worden.”

“Vaak zijn inbreukmakers zich helemaal niet bewust dat ze iets verkeerd doen. In negentig procent van de gevallen kun je het probleem met een gesprek oplossen.”


Octrooimekka Eindhoven

Nergens ter wereld worden zoveel octrooien vastgelegd als in de regio Eindhoven. Hans Helsloot werkt voor Octrooicentrum Nederland en is mentor bij Startupbootcamp HighTechXL, waar hij de ambitieuze starters begeleidt met hun octrooistrategie. 

High Tech Campus Eindhoven
High Tech Campus Eindhoven

Welke vragen krijg je het meest van startups?
“Kan ik dit beschermen en wat heb ik eigenlijk aan bescherming? Maar eigenlijk moeten startups zich eerst afvragen of ze wel over nieuwe technologie beschikken. En dat betekent: zoeken in octrooidatabanken. Of het zinvol is om een octrooi aan te vragen, ligt er vooral aan of je die technologie kunt vermarkten. Een octrooi krijgen is niet de grootste uitdaging. Een octrooi krijgen dat commercieel iets waard is, dat is pas echt moeilijk!”

Slagen veel startups daar in?
“Veel startups stoppen weer vrij snel, omdat hun businesscase niet succesvol blijkt. De octrooiaanvraag komt vóór de marktintroductie. Dan heb je eigenlijk nog geen idee of je product een succes wordt.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Wat is in de ontwikkelfase van een product het ideale moment om met een octrooiaanvraag te starten?
“Dat is lastig. Je moet snel zijn, want wie het eerst octrooi aanvraagt, die krijgt het. Maar het is wel zaak dat je de technologie goed kunt omschrijven. Neem 3D-printers, daar zijn veel bedrijven nu mee bezig. Als je hiervoor iets aan het ontwikkelen bent, zou ik zo snel mogelijk octrooi aanvragen.”

“In andere gevallen is het zinvol om te wachten tot je zeker weet dat je het juiste octrooieert. Ik zie vaak dat ondernemers een eerste prototype al meteen laten octrooieren en vervolgens gaan doorontwikkelen. Als het product eenmaal op de markt komt, is het dusdanig veranderd dat het niet meer onder de bescherming valt.”